Inf(ecti)oscoop GGD

Inf(ecti)oscoop 3 Een chronische rhinitis met twee bijzondere verwekkers ‘uit de oude doos’ Stel je voor, je hebt langdurig last van een stinkende groene uitvloed uit je neus, maar de veroorzaker hiervan zorgt ervoor dat je dit zelf niet meer kan ruiken… Dat is de situatie die de aanwezigheid van Klebsiella ozaenae op het neusslijmvlies kan veroorzaken. Hieronder beschrijven we een casus van een 89-jarige man met een lang bestaande (chronische) rhinitis, waarbij naast een Klebsiella ozaenae per toeval ook nog een Corynebacterium diphtheriae gekweekt werd. Dit zijn beide verwekkers die we in Nederland slechts zelden tegenkomen, laat staan in combinatie. Beide kunnen zeldzame maar karakteristieke ziektebeelden veroorzaken, die wij hieronder naar aanleiding van deze casus beknopt belichten. Casus Een 89-jarige man oorspronkelijk uit het Midden-Oosten, woonachtig in een verzorgingstehuis, had al ruim een jaar last van forse groene uitvloed uit zijn neus. Hij was reeds behandeld met mupirocine neuszalf (behandeling van staphylococcen en streptococcen in de neus). Nadat dit geen effect had is hij behandeld met orale antibiotica en xylometazoline neusspray, helaas ook zonder effect. Na een jaar werd besloten de mucus op te sturen voor kweek. deze kweek toonde een Klebsiella ozaenae en een Corynebacterium diphtheriae. Chronische atrofische rhinitis ( ‘Ozaena’ ofwel ‘stinkneus’) Klebsiella ozaenae kan een chronische atrofische rhinitis veroorzaken, waarbij het neusslijmvlies en soms ook de onderliggende botstructuren van de neus zijn aangedaan en atrofiëren. Bij dit in Nederland zeer zeldzame ziektebeeld vestigt de Klebsiella zich in de neus en maakt lokaal het neusslijmvlies kapot, waardoor het slijmvlies atrofieert en het bot lokaal geresorbeerd wordt. Hierdoor ontstaan bloedingen waarop zich een verhardende korst vormt, en is er sprake van een stinkende uitvloed uit de neus. De trias van korstvorming, foetor en atrofie is karakteristiek voor dit ziektebeeld, dat in de wandelgangen ook wel ‘stinkneus’ wordt genoemd. Als gevolg van de slijmvliesatrofie verliezen patiënten hun reukzin, waardoor ze zelf de onaangename lucht niet meer kunnen waarnemen. Daarnaast hebben patiënten vaak last van hoofd- en aangezichtspijn, vergelijkbaar met sinusitis. Dit ziektebeeld komt met name voor in subtropische en minder ontwikkelde gebieden zoals Zuid-Azië, Oost-Europa en de Mediterraanse regio’s. Klebsiella ozaenae kan overigens meer ziektebeelden geven dan de stinkneus, bijvoorbeeld pneumonie, otitis media, urineweginfectie en zelfs bacteriëmie door een Klebsiella ozaenae is beschreven. Een atrofische rhinitis door Klebsiella ozaenae kan worden behandeld met ciprofloxacine per os gedurende twee weken, in combinatie met een ofloxacine neusspray voor 5 dagen. Daarnaast wordt aangeraden om regelmatig fysiologisch zoutoplossing neusspray te gebruiken. Bij bovengenoemde patiënt leken de klachten iets milder en werd gekozen voor een behandeling met ciprofloxacin gedurende twee weken hetgeen leidde tot verbetering van de klachten. Naast de Klebsiella ozaena vonden wij in de neuskweek van deze patiënt ook een Corynebacterium diphtheriae. Dit is een bacterie die doordringt in de huid of de oppervlakkige slijmvlieslaag van de nasofarynx, en daar door de productie van een exotoxine ernstige ziekteverschijnselen kan veroorzaken doordat het exotoxine leidt tot celsterfte, lokale necrose en vorming van de kenmerkende pseudomembranen. De ernstigste presentatie betreft respiratoire difterie, waarbij de pseudomembraanvorming en uitbreiding naar de larynx kan zorgen voor hevige stridor en benauwdheid, waarvoor intubatie vaak nodig is. Minder ernstig is huiddifterie: typisch hiervoor is een rond, diep uitgeponst ulcus bedekt met een grijs-geel tot grijs-bruin membraan. Sinds de invoering van het toxoïd (geïnactiveerd difterietoxine) vaccin in 1953 in het Rijksvaccinatieprogramma is het voorkomen van een toxine producerende Corynebacterium diphtheriae in Nederland zéér zeldzaam, en wordt difterie enkel nog gezien bij niet- of onvolledig gevaccineerden na blootstelling in ontwikkelingslanden. Niet alle stammen produceren een exotoxine: ook non-toxigene C. difteriae stammen worden in Nederland slechts zelden gevonden.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=