Brabant Water

Binnen de bedrijfslasten steeg het totaal aan salarissen en sociale lasten met 5,1 miljoen euro, met name als gevolg van een stijging van het aantal medewerkers dat in loondienst is. De kosten van grond- en hulpstoffen waren hoger (1,5 miljoen euro) dan in 2021. Hier is enerzijds sprake van een beperkt volume-effect analoog aan de gestegen afzet. Anderzijds is er sprake van een sterk prijseffect als gevolg van de gestegen energie- en grondstofprijzen. De post ‘kosten van uitbesteed werk en andere externe kosten’ steeg met 4,7 miljoen euro sterk, voornamelijk als gevolg van een stijging van de dotaties aan de voorzieningen. De overige bedrijfskosten zijn nagenoeg ongewijzigd. De kapitaallasten (afschrijvingen, overige waarde-mutaties en financieringslasten) laten ten opzichte van 2021 een stijging zien van 4,2 miljoen euro. De afschrijvingen stegen door de ingebruikname van nieuwe activa met een bedrag van 4,4 miljoen euro. Het saldo van financiële baten en lasten – waaronder ook opgenomen het relatieve aandeel in het resultaat van ondernemingen waarin wordt deelgenomen – is gedaald met 0,4 miljoen euro en is per saldo negatief. De daling is het gevolg van een lagere rentedotatie aan de voorzieningen. Voorzieningen In 2022 is het totale voorzieningenniveau per saldo gestegen met 29,3 miljoen euro. Deze stijging komt grotendeels voor rekening van reguliere dotaties aan de verschillende voorzieningen. In 2022 is echter ook een nieuwe voorziening gevormd ter hoogte van 1,6 miljoen euro bij Hydreco BV ten behoeve van een structureel verlieslatend contract. Het betreft een contract inzake de zuivering van afvalwater. Treasury Brabant Water NV heeft in 2022 een positieve kasstroom gerealiseerd. Deze is voornamelijk het gevolg geweest van het vrijvallen van enkele lopende obligaties. De investeringsuitgaven zijn in 2022 hoger geweest dan in 2021. De gelden die niet direct noodzakelijk zijn voor hetzij operationele activiteiten hetzij voor het financieren van investeringen worden belegd conform de richtlijnen vastgelegd in het Financieel Statuut van Brabant Water NV. Dit statuut voorziet in een risicomijdend beleggingsbeleid waarbij aangesloten is bij bepalingen uit de Wet Financiering Decentrale Overheden. In verband met de toekomstige investeringsopgave zijn overtollige liquide middelen grotendeels kortlopend uitgezet. Toegestane vermogenskosten (WACC) en solvabiliteit Met de invoering van de Drinkwaterwet zijn met ingang van 2012 wettelijke eisen gesteld aan de toegestane hoogte van de vermogenskosten die betrekking hebben op drinkwateractiviteiten. Vermogenskosten zijn gedefinieerd als de kosten van eigen en vreemd vermogen. De kosten van vreemd vermogen zijn de rentelasten over de afgesloten leningenportefeuille; de kosten van eigen vermogen zijn gelijk aan het gerealiseerde resultaat. Voor de jaren 2022 tot en met 2024 zijn de vermogenskosten (WACC) gemaximeerd op 2,95% van het balanstotaal verminderd met de liquide middelen. Jaarlijks vindt aan de hand van de jaarrekening en na correctie voor niet-drinkwateractiviteiten door de Minister van I&M toetsing plaats of aan deze wettelijke eis is voldaan. Aan de hand van de voorliggende jaarrekening kan – na eliminatie van de niet-drinkwateractiviteiten – een WACC berekend worden van ongeveer 0,3%. Brabant Water NV blijft daarmee ruim binnen de voor 2022 wettelijk toegestane WACC. Naar verwachting zullen ook in 2023 de gerealiseerde vermogenskosten ruim onder het maximum blijven. In de Drinkwaterwet is tevens vastgelegd dat de toegestane solvabiliteit een maximum kent van 70%. Hiervan kan (tijdelijk) afgeweken worden als een individueel bedrijf toekomstige verplichtingen kent waardoor een hoger maximum gerechtvaardigd is. Op grond van de enkelvoudige balans (de Drinkwaterwet reguleert namelijk uitsluitend drinkwateractiviteiten) kan de solvabiliteit per einde boekjaar berekend worden op 54,8%, dus ruim binnen het toegestane maximum. In de Drinkwaterwet wordt de maximumsolvabiliteit gereguleerd. Financieel beleidsmatig minstens zo relevant is de vraag naar de te hanteren minimumsolvabiliteit. In 2022 is door de Algemene Vergadering bevestigd dat de door Brabant Water NV na te streven solvabiliteit 50% dient te bedragen. Hoewel de solvabiliteit ten opzichte van 2021 licht is gedaald wordt aan dit streven voldaan. Vennootschapsbelasting Vanaf 1 januari 2016 is Brabant Water NV vennootschapsbelastingplichtig. Voor de wettelijke drinkwatertaken geldt een vrijstelling van vennootschapsbelasting op grond van artikel 8f lid 1 sub b Wet Vpb 1969. Dit betreft het merendeel van de activiteiten van Brabant Water NV. Activiteiten waar wel vennootschapsbelasting over betaald moet worden zijn onder andere de dienstverlening aan derden (beheer terreinleidingen van bijvoorbeeld recreatieparken), verhuur van (voormalige) dienstwoningen, verpachting van grond en de verkoop van reststoffen. Naast de vrijstelling voor drinkwateractiviteiten heeft de Belastingdienst in 2018 een vrijstelling toegekend voor vrijwel alle diensten verleend aan HydroCare BV (verhuur van onroerend goed is uitgezonderd). Over 2022 moet over de niet vrijgestelde activiteiten door Brabant Water NV 0,2 miljoen euro vennootschapsbelasting worden betaald.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=