langszij kwamen om passagiers over te nemen of af te zetten. De concurrentie hield niet lang stand omdat de ketel in hun boot het begaf. Wagenborg nam de dienstregeling over en voerde de verbinding met de raderboot Vooruitgang II uit – de bootreis duurde ca. zes uren. Rijkswaterstaat Door de schaarste aan petroleum kon het Rijk in de zomer van 1918 niets meer beschikbaar stellen voor de dienst Schiermonnikoog/Oostmahorn. Rijkswaterstaat verzocht Wagenborg om met de Vooruitgang II Oostmahorn aan te lopen en ook deze verbinding in stand te houden. “Eind 1919 had andermaal een verpachting van het Rijksveer plaats. De exploitatie werd ons onderhands opgedragen. In november 1920 moest ook het veer op Ameland opnieuw worden verpacht en moesten wij, eveneens op verzoek van Waterstaat, hierop inschrijven omdat de schepen die wij in beheer hadden veel beter werden onderhouden dan bij onze voorgangers. Hoewel wij niet de laagste inschrijver waren, werden toch de beide veren aan ons toegewezen. Sindsdien is de verpachting steeds onderhands gebeurd.” Door de boten voor de Rijksveerdienst op Schiermonnikoog te stationeren in Oostmahorn kon Wagenborg per getij zo nodig twee keer varen en meer service aan hun gasten geven. Na het gereedkomen van de spoorlijn Winsum-Zoutkamp in 1920/21 veranderde de dienst van Groningen naar Schiermonnikoog en werd er alleen nog gevaren vanaf Zoutkamp. Niet meer op tij Vanaf 1921 werd op vaste tijdstippen gevaren met directe aansluiting op de trein Groningen-Zoutkamp. “Wij arriveerden en vertrokken op elk moment, zowel bij hoog- als bij laagwater. Soms bleef de Vooruitgang III op ca. 2½ km van de dijk liggen en moesten de passagiers aan en van boord gebracht worden met paard en wagen en landingsboten. Soms kon de boot tot een paar honderd meter vanaf de dijk komen. Daar hadden wij een hulpsteiger laten bouwen voor de landingsboten.” Toen midden jaren dertig de eerste veerdam gereed kwam, werd steeds hiervandaan gevaren. Het was tot twee uur na laag- tot twee uur na hoogwater mogelijk van de dam gebruik te maken. Na de oorlog liet Wagenborg ter vervanging van de Vooruitgang III (345 passagiers) in 1957 de Schiermonnikoog (475 passagiers) bouwen. Deze boot kon nagenoeg altijd aan de veerdam meren. Begin jaren zestig kwam de nieuwe veerdam gereed en behoorde het niet meer kunnen aanmeren voorgoed tot het verleden. Nadat de Schiermonnikoog in 1964 verlengd werd en de passagierscapaciteit op ruim zeshonderd kwam, werd deze samen met de in 1961 gebouwde Johan Willem Friso (800 passagiers) in de Oostmahorn-dienst ingezet. Door Henk Zuur (foto’s uit diens collectie) Oud-directeur Geert Wagenborg waadt door het water om een draad uit de scheepsschroef te verwijderen. WPDetails Zomer 2024 I 39
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=