Verstegen accountants en adviseurs

oogst. Die belastingen waren gebaseerd op de hoeveelheid grond die ze bewerkten. Later werd er ook tol geheven voor het bevaren van rivieren en het gebruik van wegen en bruggen. De inkomsten werden gelijkmatiger verdeeld over het jaar en werden gebruikt voor rechtspraak, defensie en de plaatselijke handel. Vanaf de twaalfde eeuw groeiden sommige dorpen uit tot steden. De plaatselijke graaf, hertog of bisschop kon dan stadsrechten toekennen, zodat het bestuur een omwalling mocht bouwen en belastingen mocht opleggen. De handel groeide en er kwamen verbruiksbelastingen voor de consumptie van bepaalde etenswaren, textiel en brandstoffen. De overheid zoals wij die nu kennen, kreeg steeds meer vorm door de heffing van de belastingen. De Spaanse overheersing De Spanjaarden hebben een duit in het zakje gedaan bij de vormgeving van de belastingen in Nederland. Alva voerde in 1569 de Tiende Penning in. De Nederlanden moesten zichzelf financieel bedruipen en niet meer afhankelijk zijn van Spaanse subsidies. Met een omzetbelasting van 10% over de waarde van onroerende zaken werd de eerste nationale belasting ingevoerd. Het was de bedoeling dat de heffing permanent zou zijn, maar deze leidde tot woede en verzet in de Nederlanden en wordt gezien als een belangrijk element voor de Nederlandse opstand tegen de Spanjaarden. Franse overheersing De Fransen bouwden vanaf 1795 het eerste centrale machtssysteem op in Nederland. Er kwam één overkoepelend orgaan dat het land bestuurde. Eén man stond aan het roer, bijgestaan door een regering en een parlement van volksvertegenwoordigers. Op juridisch en fiscaal gebied vonden vele vernieuwingen plaats. Voor veel mensen nog steeds een gruwel, maar voor het tegengaan van de corruptie bij het innen van de belastingen uiterst essentieel: in 1806 zag de Belastingdienst het levenslicht. De eerste minister van Financiën voerde in 1806 een nationaal belastingstelsel in. Voor de eerste keer in de geschiedenis kende het hele land dezelfde belastingen en uniforme tarieven. Gemeenten verloren hun autonomie, maar behielden de vrijheid om op lokaal niveau belastingen op te leggen. De nieuwe personele belasting belastte iemands welvaart. Criteria waren de huurwaarde en meubels van de woning, de hoeveelheid personeelsleden en paarden (voor koetsen en rijtuigen), en het aantal deuren, vensters en haardsteden. Speciale ambtenaren kwamen persoonlijk langs om alle tekenen van rijkdom te tellen. Er kwamen steeds meer andere belastingen waarvan er in de basis nu nog steeds een aantal bestaan, zoals de erfbelasting. De 20e eeuw In 1900 bedroegen de totale belastingen 145 miljoen gulden (ter vergelijking: in 2021 is dat ongeveer 335 miljard euro). In 1909 werd een belasting ingevoerd op het bezit van auto’s. De verzorgingsstaat ontwikkelde zich en de leerplicht werd ingevoerd. Dit moest allemaal betaald worden via belastingen, die steeds hoger werden. In 1914 werd een nieuwe inkomstenbelasting ingevoerd. Deze heffing gold voor inkomen uit arbeid, bedrijf en vermogen. De vermogensbelasting belastte de waarde van het vermogen zelf. Het hoogste tarief bedroeg 5%. In 1915 verstuurde de Belastingdienst voor de eerste keer de bekende blauwe enveloppen en het belastingjaar liep van 1 mei tot 30 april. “DE TIENDE PENNING LEIDDE TOT WOEDE EN VERZET IN DE NEDER- LANDEN.” 46

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=