» 19 scholen. ‘Je ziet dat tijdens zo’n mondeling twee gespreksactiviteiten door elkaar lopen. Enerzijds is er de toets over de leeslijst, met vragen die goed of minder goed beantwoord worden. Anderzijds zien we dat docenten een “leuk gesprek” over boeken met de leerling voeren, bijvoorbeeld door te vragen of een boek een aanrader is, of te vertellen wat zij zelf van een personage vonden. Deze activiteiten kunnen soms botsen. Bijvoorbeeld als aan de leerling wordt gevraagd wat deze van het boek vond. Naar wat voor een antwoord ben je dan als docent op zoek? En kan dit antwoord goed of fout zijn? Zeker als docenten zo’n vraag verschillend beoordelen, kun je je als school afvragen of zo’n vraag geschikt is voor een mondelinge toets.’ ‘Hetzelfde geldt voor de veelgehoorde openingsvraag aan basisschoolouders tijdens een tien minuten gesprek: ‘Hoe gaat het met je kind?’ Op deze vraag kun je op verschillende manieren antwoorden. Door als team na te gaan naar wat voor een antwoord je op zoek bent, voorkom je dat je met een vraag een richting opgaat die niet gewenst is. Bijvoorbeeld dat een ouder op de praatstoel gaat zitten en je als docent amper meer toekomt aan het gesprek over de ontwikkeling van het kind. Ook tijdens voortgangsgesprekken wordt vaak als eerste gevraagd aan de werknemer hoe het gaat. Nog los van het antwoord waarnaar je als directeur op zoek bent, kun je je afvragen of iedere werknemer de tijd krijgt om hier antwoord op te geven. Of stel je de vraag na al die jaren uit formaliteit en ga je snel over tot de punten die jij graag wilt bespreken? Binnen organisaties en functies ontwikkelen leidinggevenden naar verloop van tijd een eigen stijl of manier van het organiseren van een gesprek, zonder dat iemand zich nog afvraagt of dat effectief of wenselijk is.’ Gesprek beter begrijpen Het brengt Stommel bij de uitdagingen van reeksen van gesprekken, zoals in het geval van een kind dat zich niet goed ontwikkelt waarvoor de schoolleiding regelmatig gesprekken met ouders voert. ‘Wat tijdens eerdere gesprekken wel of niet is besproken en op welke manier, werkt waarschijnlijk door in volgende gesprekken. Maar hoe dat precies zit, dat wil zeggen, hoe mensen gesprekken aan elkaar verbinden, weten we nog niet zo goed.’ Haar boek ‘Hoe werkt dagelijkse communicatie?’ helpt organisaties en mensen in de spiegel te kijken als het gaat om het voeren van gesprekken. Hierin nemen Stommel en haar Nederlandse collega-gesprekswetenschappers heel veel gesprekken onder de loep en laten ze onder meer zien dat je een monoloog niet alleen voert, dat iedereen gedachten leest tijdens het voeren van gesprekken en haperingen en stiltes belangrijke functies vervullen. ‘Een stilte kan bijvoorbeeld als een soort vlag werken, een vooruitblik dat er een nee aan komt. Hiermee verzacht je de klap.’ ‘Door gesprekken onder de loep te nemen, alle aspecten te bestuderen – ook als het geen woorden zijn zoals een zucht, een lach, stilte, een blik, of hoorbaar ademhalen - kun je blootleggen wat er precies gebeurt en hoe dat uitpakt. Gesprekswetenschappers werken vaak samen met professionals die hun eigen gesprekken beter willen begrijpen of verbeteren. Dat type onderzoek kost moeite, maar is ook zeer de moeite waard! Was dat niet het thema van deze editie van De VBS?’ Stommel doet ook onderzoek naar digitale interactie, zoals videobellen, Whatsapp en e-mailverkeer. Meer weten of heeft je organisatie interesse om mee te werken aan onderzoek? Stuur een mail naar wyke.stommel@ru.nl.
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=