De VBS

» 13 laatste thema was ‘Denken, delen, uitwisselen’. Dat draait erom dat je leerlingen denktijd geeft en met elkaar van gedachten laat wisselen, voor je in de hele klas het antwoord op een vraag bespreekt. Het hele team werkt hieraan. Op dinsdag en donderdag vinden de teambesprekingen in kleine groepen plaats. Eén collega trekt de kar, die zorgt ervoor dat collega’s met thema’s komen en dat het proces op gang blijft. Ik vind het belangrijk dat een teamlid hierin het voortouw neemt en ik geef daartoe graag een duwtje. Het maakt je school ook minder kwetsbaar. Ik zeg wel eens gekscherend: ‘Hoe minder ik er ben, hoe beter het gaat.’ Als ik een dag thuis werk, gaat op de school alles gewoon door. Wat is jouw rol dan bij professionalisering? Ik stuur meer op persoonlijke ontwikkeling. Dat is het grote voordeel van een kleine school, je ziet iedereen elke dag. Ik loop door de school, soms met nieuwe ouders, en dan zie ik de interactie tussen leraren en leerlingen. Ik heb daardoor een goed beeld van iedereen. Het team bestaat uit een vaste club mensen die weten dat ze de problemen met elkaar moeten oplossen. Wegduiken kan niet, je kunt geen overplaatsing krijgen naar een andere school, je moet het hier op de rit krijgen. Wat ik bijvoorbeeld doe, is collega’s aan elkaar koppelen om elkaar te versterken, of ik ga met iemand een adviserend gesprek aan. Wat is het verschil met professionalisering bij scholen van een groter schoolbestuur? Bij grotere besturen wordt vaker een interne opleiding aangeboden, tot intern begeleider bijvoorbeeld. Ook kun je groepjes vormen van leraren van verschillende scholen die zich richten op hoogbegaafdheid of taal- of rekenspecialisatie. Dat komt uiteindelijk alle scholen ten goede, want die kopgroep experimenteert en daar profiteert de rest van. Grote besturen kunnen dat doen door middelen samen te voegen, er is daardoor meer ruimte voor diversiteit. Daar staat tegenover dat het complexer is om te organiseren. Het bestuur staat meer op afstand, er is eerder een reactie van ‘het bestuur bedenkt weer eens iets’. Zeker op een school die niet met dat onderwerp bezig is, vallen de ideeën niet altijd even goed. Maar als een leerkracht zich wil verdiepen in een bepaald onderwerp, hoe doe je dat dan? Als éénpitter koppel je de professionalisering sterk aan het belang van de school, maar een leerkracht moet ook de eigen ambitie kunnen volgen. Als het gaat om een wat duurdere opleiding, kun je afspreken dat een leraar minstens drie jaar aan de school verbonden blijft. Bij minder intensieve scholing is er ook wel iets te regelen, zo gaan bijvoorbeeld drie leraren naar een conferentie over gedrag in Utrecht. Wat zij daar leren, nemen ze natuurlijk weer mee naar de hele school. Waar is de professionalisering effectiever vind jij, bij een groot bestuur of een éénpitter? Het is vooral anders. Op onze school houdt alles verband met elkaar, de kinderen, de ouders, het team. We hebben een appgroep waarop iedereen artikelen deelt die interessant zijn, dat werkt omdat we persoonlijk bij elkaar betrokken zijn. Ik ben flexibeler dan je kunt zijn in een groot bestuur, ik weet welke budgetten er zijn, ik kan snel besluiten nemen. Ik zie ook snel de effecten van de professionalisering die we in gang zetten. Ik zie meteen hoe het gaat met de toepassing van de thema’s van Stichting LeerKRACHT. Bij een groter bestuur denk je dat je een beeld hebt van iedere school, maar dat klopt lang niet altijd. Je denkt dat je als bestuur veel invloed hebt, maar het komt uiteindelijk echt neer op de uitvoering. Als directeur-bestuurder zit ik daar nu dicht op. Fred Berends

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=