Stichting Informatie Dierproeven

EDITIE 2022 DEZE BROCHURE IS DE PUBLIEKSVERSIE VAN ZO DOENDE 2020, HET JAARVERSLAG OVER DIERPROEVEN EN PROEFDIEREN VAN DE NEDERLANDSE VOEDSEL- EN WARENAUTORITEIT. HET JAARVERSLAG IS GEPUBLICEERD IN JANUARI 2022 DIERPROEVEN Zo doen ze dat! Lees hier alles over dierproeven en vorm je eigen mening

INLEIDING INHOUDSOPGAVE DIERPROEVEN PROEFDIEREN PROEFDIEREN EN PIJN GENETISCH VERANDERDE DIEREN WETGEVING ETHISCHE TOETS DE 3V-ALTERNATIEVEN DESKUNDIGHEID EN VERGUNNINGHOUDERS INSPECTIE NEDERLANDSE VOEDSEL- EN WARENAUTORITEIT (NVWA) OVER DEZE BROCHURE 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Dierproeven doe je niet zomaar en toch zijn ze nog nodig. Strenge regels zorgen ervoor dat dierproeven alleen uit- gevoerd worden wanneer het echt niet anders kan. Veel mensen zijn tegen dierproeven. De overheid stimuleert innovaties die kunnen bijdragen aan de transitie naar proefdiervrij onderzoek. Het oogmerk is betere wetenschap. De overheid en betrokken partijen, waaronder het wetenschappelijk veld en subsidiegevers, zijn in gesprek over hoe die transitie er dan uit moet zien. Hierbij gaat het onder andere over de brede inzet en beschikbaarheid van nieuwe technologieën, zoals organson-a-chip. Daarnaast blijven ook de 3V’s van vervanging (proeven zonder dieren), vermindering (proeven met zo min mogelijk dieren) en verfijning (waarbij het welzijn van de dieren zo min mogelijk wordt aangetast) leidend. Want we willen: • weten hoe het lichaam van mensen en dieren precies werkt en hoe daarin ziekten ontstaan • betere en nieuwe medicijnen ontwikkelen • ziektes zoals kanker en dementie de wereld uit helpen • ecologische vraagstukken oplossen. Overheden verplichten dierproeven zodat er geen medi- cijnen en producten op de markt komen die schadelijk zijn voor de gezondheid van mensen en dieren of voor het milieu. Lees hier alles over dierproeven en vorm je eigen mening.

BEZWAREN • ETHISCHE BEZWAREN dieren worden gebruikt als middel . • WETENSCHAPPELIJKE BEZWAREN niet alle resultaten van dierproeven gelden zonder meer voor mensen. • ECONOMISCHE BEZWAREN het doen van dierproeven kost veel geld. 2013 526.593 2015 528.159 2017 530.568 2011 589.853 2009 592.665 2012 589.056 2010 575.278 2014 621.027 1. DIERPROEVEN Het beleid van de overheid is gericht op het verantwoord en zorgvuldig uitvoeren van dierproeven. De NVWA draagt hieraan bij door toe te zien op de naleving van de Wet op de dierproeven (Wod). WAAROM EEN DIERPROEF? In 2020 is ruim 29,5% van de dierproeven uitgevoerd vanwege een wettelijke verplichting. Die wettelijke verplichting is er om de veiligheid en werkzaamheid van medicijnen, chemische stoffen en voedingsmiddelen tot op zekere hoogte te kunnen garanderen. Uit: Zo doende 2020, Gerard Bakker, inspecteur-generaal Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. 2016 449.874 2018 448.399 2019 448.656 2020 448.798 WAT IS EEN DIERPROEF? Een dierproef is een proef op een levend gewerveld dier of koppotige (bijv. inktvis), dat daarbij ongerief ondervindt. Het moet een proef zijn met een duidelijk omschreven doel. Dit is vastgelegd in de Wet op de dierproeven. Gewervelde dieren zijn zoogdieren, vissen, amfibieën, vogels en reptielen. Fok met ongerief, niet gebruikt in dierproeven Bescherming van het milieu Verdeling bovenste laag (1,4%) Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek 35,5% Toegepast wetenschappelijk onderzoek Wettelijk verplicht 29,5% 25,2% Onderwijs 2,6% Bescherming van diersoorten 5,7% 1,3% 0,1% AANTAL DIERPROEVEN In 2014 veranderde de verplichte jaarlijkse rapportage van dierproeven aan de overheid door nieuwe wetgeving. Hierdoor laten de gegevens van voor en na 2014 zich moeilijk met elkaar vergelijken. De registratie van dierproeven door de overheid startte in 1978. In dat jaar werden 1.572.534 dierproeven gerapporteerd. In 2020 registreerden de Nederlandse vergunninghouders 448.798 dierproeven. Dat zijn 142 dierproeven meer dan in 2019. Voor de leesbaarheid worden de getallen door de NVWA afgerond naar één decimaal achter de komma. Hierdoor is een afwijking ontstaan en komt het totaal niet op 100%.

2. PROEFDIEREN MET WELKE DIEREN ZIJN PROEVEN GEDAAN? IN NEDERLAND ZIJN VIER TYPEN PROEFDIEREN Dieren die worden bestudeerd in hun eigen omgeving (bijvoorbeeld voor gedragsstudies). 11,4% 19,2% Genetisch veranderde dieren. Deze dieren worden speciaal gefokt. Muizen Ratten Overige knaagdieren Konijnen Vleeseters Apen Hoefdieren Overige gewervelde dieren (o.a. hamsters en cavia’s) (o.a. honden, katten en fretten) (o.a. paarden, varkens, geiten en schapen) (o.a. kippen, andere vogels en vissen) 148.291 87.169 125.626 11.997 15.373 2002 212 16.118 Dieren die in het wild leven, maar worden onderzocht in het laboratorium. 1,4% In 2020 zijn volgens de Nederlandse wetgeving in totaal 448.798 proefdieren gebruikt. Dit is inclusief het aantal dieren dat is gedood zonder voorafgaande handeling (42.010), wat volgens de Nederlandse wetgeving een dierproef is, maar niet volgens de Europese wetgeving. De Nederlandse overheid heeft aan Europa daarom 406.788 dierproeven gerapporteerd en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft ervoor gekozen om alle cijfers en percentages in Zo doende 2020, het jaarverslag over dierproeven en proefdieren, te baseren op de Europese berekening (406.788). De cijfers en percentages in deze brochure zijn ook gebaseerd op dit aantal. HONDEN EN KATTEN In 2020 werden 803 proeven met honden gedaan en 604 proeven met katten. Proeven met honden en katten worden onder andere gedaan om de gezondheid en veiligheid van honden en katten zelf te verbeteren, zoals in het COVID onderzoek. Daaruit blijkt dat (jonge) katten ziek kunnen worden van het corona-virus. Net als bij mensen, krijgen katten luchtwegklachten. Ook kunnen ze maag- en darmproblemen krijgen. Het risico van kat-op-kat-besmetting wordt op dit moment als klein ingeschat. Ook honden kunnen besmet raken met het coronavirus. Een hond kan het virus waarschijnlijk niet overbrengen naar een andere hond. De kans dat dieren in huishoudens besmet raken met het virus en een rol spelen in de verspreiding van het virus, is heel klein. Gewone dieren. Dit zijn dieren waarvan de meeste met het oog op dierproeven worden gefokt bij een erkende instelling. 68,1% Voor de leesbaarheid worden de getallen door de NVWA afgerond naar één decimaal achter de komma. Hierdoor is een afwijking ontstaan en komt het totaal niet op 100%.

TOESTAND DIEREN NA PROEF De dieren die na het einde van de proef in leven zijn gelaten, kunnen indien mogelijk worden ingezet bij een volgende proef. Sommige dieren worden na gebruik in een proef herplaatst op een voor hen geschikte locatie; apen kunnen bijvoorbeeld naar Stichting Aap en honden naar een gezin. Als een dierproef gepaard gaat met pijn voor het dier, moet de onderzoeker deze pijn zo veel mogelijk voorkomen of verlichten. Bijvoorbeeld door behandelingen onder verdoving uit te voeren en/of door pijnstillers te geven. 3. PROEFDIEREN EN PIJN ONGERIEF BIJ DIEREN “DOET HET PIJN, ZO’N DIERPROEF?“ In Nederland spreken we bij dierproeven niet over pijn, maar over ‘ongerief’. Daarmee bedoelen we meer dan pijn. Ook stress, alleen-zijn, angst en ziekte worden meegerekend. Sinds 2014 moeten de onderzoekers volgens de wet het ongerief classificeren als licht, matig of ernstig. Dieren die zonder voorafgaande handeling onder verdoving gedood worden, moeten worden geregistreerd als terminaal onder anesthesie. Verfijning van dierproeven, één van de 3V’s (zie hoofdstuk 7), is erop gericht om het ongerief voor proefdieren te verminderen. En hun welzijn zo veel mogelijk te bevorderen. Hierbij kun je denken aan pijnbestrijding en kooiverrijking. Verfijning is van belang tijdens de hele levenscyclus, niet alleen tijdens de proef. In 2019 was er bij 61,3% van de dierproeven sprake van licht ongerief. Ernstig ongerief kwam voor bij 0,9% van de dierproeven. TERMINAAL ONDER ANESTHESIE LICHT ERNSTIG MATIG 74.699 76.641 66.088 1.567 1.082 20 11.157 13.294 49.705 46.451 6.973 2.751 863 191 4.764 1.986 2.464 340 588 179 50 1 80 78 21.423 2.194 3.520 7.500 7 0 117 15

4. GENETISCH VERANDERDE DIEREN Het erfelijk materiaal bevat de genen die nodig zijn voor de aanmaak van eiwitten. Sommige genen spelen een rol bij de ontwikkeling van ziekten. Zo verhoogt een bepaald gen de kans op borstkanker. Om de genetische basis van ziekten beter te begrijpen gebruiken onderzoekers dieren waarbij één of meer genen veranderd zijn. Hierdoor kan de werking van genen worden bestudeerd. In sommige gevallen wordt een ziektebeeld opgeroepen. De meeste dierproeven op genetisch gewijzigde dieren zijn verricht op muizen. Ze zijn gefokt in het eigen laboratorium, verkregen van collega-onderzoekers of gekocht. Je begint met 2 muizen. Daaruit komen 8 jongen: 4 mannetjes en 4 vrouwtjes. Deze 8 muizen krijgen 32 jongen: 16 mannetjes en 16 vrouwtjes. Deze 16 mannetjes en 16 vrouwtjes zorgen vervolgens voor 128 muizen: 64 mannetjes en 64 vrouwtjes, die je dan kunt gebruiken voor het onderzoek. IDENTIEKE DIEREN VEREIST Voor onderzoek met genetisch veranderde dieren moeten altijd meer dieren worden gefokt dan daadwerkelijk in de proef worden gebruikt, omdat: • dieren niet van het voor de proef gewenste geslacht zijn • dieren niet de voor de proef gewenste leeftijd hebben • ex-fokdieren meestal niet geschikt zijn voor experimentele doeleinden. HOE KRIJG JE 60 GENETISCH VERANDERDE MUIZEN? Stel dat voor onderzoek naar borstkanker 60 vrouwtjesmuizen nodig zijn. Dan moeten hiervoor 170 genetisch veranderde muizen worden gefokt. Minimaal, want dit rekenvoorbeeld gaat uit van een ‘ideale situatie’, waarbij elk ‘echtpaar’ 4 mannetjes en 4 vrouwtjes ter wereld brengt. 8 MUIZEN 4 vrouwtjes 32 MUIZEN 16 vrouwtjes 128 MUIZEN 64 vrouwtjes 2 MUIZEN 1 vrouwtje TOTAAL 170 MUIZEN

EEN DIERPROEF DOE JE NIET ZOMAAR... Instelling vraagt vergunning aan bij de overheid om dier- proeven te mogen doen en/of een vergunning om dieren voor dierproeven te mogen fokken. DOEL VAN DEZE WET IS: • alleen dierproeven toe te staan als er geen alternatieve methode is • het welzijn van de dieren te beschermen • kaders te stellen waaraan een dierproef moet voldoen • uitsluitend deskundigen met proefdieren te laten werken. De herziene Wet op de dierproeven (Wod) is sinds december 2014 van kracht. De herziening was nodig om de Europese Richtlijn 2010/63/EU in onze nationale wetgeving in te voeren. De richtlijn gaat over de bescherming van dieren die voor wetenschappelijk onderzoek worden gebruikt. 5. WETGEVING Er zijn twee belangrijke wettelijke kaders voor dierproeven. Ten eerste de Wet op de dierproeven (Wod). Ten tweede de wetgeving die dierproeven vereist om de veiligheid voor mens, dier en milieu te waarborgen. Hieronder meer informatie over de Wod. Na het verkrijgen van de CCD-vergunning en goedkeuring van het onderzoeksplan door de IvD kan de onderzoeker beginnen met de uitvoering van de dierproef. De CCD publiceert de niet-technische samenvatting op haar website. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) verleent de instellingsvergunning en/of fokvergunning namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). De CCD krijgt advies van een Dierexperimentencommissie (DEC) en besluit vervolgens wel of geen vergunning voor de uitvoering van het onderzoek te geven. De IvD ziet toe op het dierenwelzijn bij de uitvoering van het onderzoek en op het gebruik van de juiste technieken. De NVWA inspecteert of de regels worden nageleefd. De onderzoeker schrijft een projectvoorstel en een niet-technische samenvatting. Hij legt dit voor aan de Instantie voor Dierenwelzijn (IvD). Bij de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) wordt de vergunning voor de uitvoering van het projectvoorstel aangevraagd. STAP 3 STAP 1 STAP 2 STAP 4 STAP 5 STAP 6 Sinds 1977 is de Wet op de dierproeven van kracht.

De Centrale Commissie Dierproeven (CCD) weegt het belang van de proef af tegen het verwachte ongerief voor de dieren. Aan de hand van de projectvoorstellen stelt de CCD vast of de opzet en de voorgestelde uitvoering van de dierproef ethisch aanvaardbaar zijn en of het 3V-principe optimaal is toegepast. Een Dierexperimentencommissie (DEC) adviseert de CCD daarbij. INSTANTIE VOOR DIERENWELZIJN Elke aanvraag voor een projectvergunning die een onderzoeker wil indienen, is afgestemd met de Instantie voor Dierenwelzijn (IvD). De IvD heeft een grote rol bij het beoordelen van een projectvergunningsaanvraag. De IvD ziet erop toe dat de stukken waarin de technische en dierenwelzijnsaspecten beschreven staan, helder zijn. Als een projectvergunning is verleend, zal de IvD erop toezien dat het project goed uitgevoerd wordt volgens de projectvergunning. DIEREXPERIMENTENCOMMISSIE Een DEC bestaat uit ten minste zeven* leden met deskundigheid op de volgende gebieden: • alternatieven • proefdieren en hun bescherming • ontwerp van dierproeven • ethiek. * Vier van hen hebben geen arbeidsrelatie met de vergunninghouder. CCD EN DEC Bij de beoordeling van een projectvergunningsaanvraag vraagt de CCD een DEC om advies. Waarop toetsen de DEC en CCD een aanvraag? • eventuele aanwezigheid van proefdiervrije alternatieven • welzijn van de dieren • afweging van het maatschappelijk en wetenschappelijk belang tegen het ongerief bij dieren. Kan de uitkomst van de proef goed vertaald worden naar de patiënt/ ziekte waarvoor het onderzoek zal worden uitgevoerd? De CCD zal de projectvergunning verlenen als wordt geoordeeld dat het belang van de proef groter is dan het ongerief dat de dieren zal worden aangedaan. 6. ETHISCHE TOETS

NATIONAAL COMITÉ ADVIES DIERPROEVENBELEID Een belangrijk gevolg van de herziene Wet op de dierproeven (Wod) is dat het organisatiemodel voor de beoordeling van dierproeven is gewijzigd. Twee nieuwe instanties spelen een belangrijke rol: de Centrale Commissie Dierproeven (CCD), belast met het verlenen van projectvergunningen, en het Nationaal Comité advies dierproevenbeleid (NCad). Een belangrijke taak van het NCad is het geven van advies over het (verbeteren van het) welzijn van proefdieren. Het NCad geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de CCD en aan de instanties voor Dierenwelzijn (IvD’s). Meer informatie: www.ncadierproevenbeleid.nl VERMINDERING Kan de proef met minder dieren worden uitgevoerd? Dankzij de MRI-scan zijn bij tumoronderzoek bijvoorbeeld minder proefdieren nodig. Door deze techniek (die het inwendige lichaam van buitenaf scant) kan hetzelfde dier in verschillende fasen van de tumorvorming worden gevolgd. Voorheen moest voor elke fase een ander proefdier worden ingezet. VERFIJNING Is de opzet van het onderzoek zodanig dat de dieren het minste ongerief ondervinden? Verfijning van dierproeven is erop gericht het ongerief voor proefdieren te verminderen en hun welzijn optimaal te beschermen. Pijnbestrijding is een voorbeeld van het eerste, kooiverrijking van het tweede. Een ander voorbeeld is de plaatsing van een zendertje in het dier, waardoor onderzoekers op elk gewenst moment informatie over het welzijn (bijvoorbeeld de lichaamstemperatuur en hartslag) krijgen. Het dier kan hiervan wel enige last hebben. Verfijning is van belang tijdens de gehele levenscyclus en niet alleen tijdens de proef. VERVANGING Kan de proef (gedeeltelijk) zonder proefdieren worden uitgevoerd? Enkele proefdiervrije methoden: • cellen of weefsels gekweekt in een kweekfles of op een chip (bijvoorbeeld kunsthuid) • computermodellen en -simulaties • proeven met mensen • levensechte modellen (bijvoorbeeld met kunstaderen en kunstbloed) om studenten te leren prikken. 7. DE 3V-ALTERNATIEVEN Overheid, wetenschap, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties zoeken naar methoden die dierproeven vervangen, verminderen en verfijnen. Deze 3V’s van het gebruik van dieren voor wetenschappelijk onderzoek moeten het aantal dierproeven verder terugdringen en op termijn overbodig maken. Systematische studies van wetenschappelijke literatuur leiden bijvoorbeeld tot minder, beter en soms zelfs sneller onderzoek.

8. DESKUNDIGHEID EN VERGUNNINGHOUDERS Eind 2020 waren 81 instellingen in het bezit van een vergunning voor het verrichten van dierproeven. OPLEIDING VEREIST Onderzoeker, biotechnicus , laboratoriummedewerker of dierverzorger word je niet zomaar. Voor elke functie is een gedegen opleiding vereist. Voor sommige specifieke functies is daarnaast een cursus proefdierkunde verplicht. Elke instelling en ieder bedrijf waar dierproeven worden gedaan, heeft toegang tot een Instantie voor Dierenwelzijn. De IvD is een verbindende schakel tussen de DEC, CCD en de onderzoeker. De IvD houdt intern toezicht en adviseert over bijvoorbeeld het 3V-beleid. In de IvD zitten deskundigen met betrekking tot proefdieren, dierproeven en de 3V’s. DIERENARTS Elke instelling moet toegang tot een dierenarts met kennis van de proefdiergeneeskunde hebben. De dierenarts bewaakt diergezondheid en dierenwelzijn en adviseert de IvD. Van alle dieren wordt bovendien een welzijnsdagboek bijgehouden. Een biotechnicus ondersteunt onder- zoekers bij het uitvoeren van dierproeven. Bijvoorbeeld bij het afnemen van bloed of het toedienen van narcose. Hierbij spelen de dierverzorgers ook een belangrijke rol. De Nederlandse Voedsel- en Waren- autoriteit (NVWA) controleert regelmatig al deze zaken.

9. INSPECTIE NEDERLANDSE VOEDSEL- EN WARENAUTORITEIT (NVWA) De NVWA voerde 146 inspecties uit in 2020. Eind 2020 waren 81 instellingen in het bezit van een vergunning voor het verrichten van dierproeven. Van de 81 vergunninghouders waren 43 instellingen ook in het bezit van een vergunning voor het fokken of afleveren van dieren met het oog op dierproeven. 1 instelling was alleen in het bezit van een fok- en afleververgunning. Uit: Zo doende 2020. Elk jaar publiceert de NVWA alle feiten en cijfers over dierproeven. Dit jaarverslag heet Zo doende. “ “ De NVWA voert aangekondigde inspecties uit, maar legt ook verrassingsbezoeken af. In 2020 voerde de NVWA in totaal 146 inspecties uit. Dit zijn 83 inspecties minder dan in 2019. De terugloop in aantallen inspecties is een direct gevolg van de opgelegde coronamaatregelen waardoor er, tijdelijk, geen fysieke inspecties mogelijk waren. In de loop van het jaar is het fysiek inspecteren weer opgepakt maar wel onder strenge voorwaarden, wat resulteert in een lager aantal inspecties dan voorgaande jaren. De NVWA geeft ook informatie over de regels en wetten waaraan de instellingen zich moeten houden. Als de wet wordt overtreden, krijgt de verantwoordelijke functionaris een waarschuwing plus de verplichting de ongewenste situatie te verhelpen. De NVWA helpt de verantwoordelijke functionaris de regels te begrijpen en na te leven.

Deze brochure bevat de belangrijkste gegevens uit Zo doende 2020, het jaarverslag over dierproeven en proefdieren in Nederland, opgesteld door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Het jaarverslag is gepubliceerd in januari 2022. Dierproeven zijn een gevoelig onderwerp, waarover soms onwetendheid en onduidelijkheid bestaat. Laat je door deze brochure en poster informeren over de belangrijkste feiten en cijfers. Kijk ook naar onze voorlichtingsfilm Dierproeven doe je niet zomaar. Te zien op onze website en YouTube. Vorm zo jouw mening over dierproeven. De Stichting Informatie Dierproeven heeft de redactie gevoerd. De inhoud is getoetst door een redactieraad bestaande uit: • dr. Jeffrey Bajramovic hoofd 3Rs-Centre, Utrecht Universiteit (m.i.v. 1 juli 2022) • prof. dr. ir. Jan-Bas Prins Director of the Biological Research Facility, The Francis Crick Institute, London, UK, Hoogleraar proefdierwetenschappen LUMC en lid Nationaal Comité advies dierproevenbeleid • prof. dr. Pieter H. Reitsma hoogleraar Experimentele en Moleculaire Geneeskunde, Leids Universitair Medisch Centrum • dr. Cees Smit oud-voorzitter VSOP (Vereniging Samenwerkende Ouder- en Patiëntenorganisaties) Deze uitgave is tot stand gekomen dankzij financiële steun van de donateurs van de SID. Het jaarverslag Zo doende 2020 kun je downloaden van de website van de NVWA: www.nvwa.nl 10. OVER DEZE BROCHURE stichting informatie dierproeven

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=