Nutricia | Praatjesmakers #2 2023

Via flesvoeding heeft het kind dan al genoeg microben in de darm, die ook wat kunnen met de borstvoeding. Maar die bifidobacteriën brengen het kind nog meer. Er is wetenschappelijk bewijs dat het immuunsysteem gestimuleerd wordt en er minder kans op infectie is. De bifidobacteriën produceren ook korteketenvetzuren, die de omgeving zuurder maken, wat ook weer beschermt tegen infecties.’5,6,16,17 De natuur een handje helpen Flesvoeding kan ook het extra – niet verplichte, maar wel toegestane – ingrediënt postbiotica bevatten. Belzer: ‘Postbiotica zitten in moedermelk maar we kennen het ook uit gefermenteerd voedsel. Flesvoeding kan worden voorbehandeld met bacteriën – die zorgen voor fermentatie – waardoor korteketenvetzuren en andere metabolieten ontstaan in de voeding: de postbiotica. Deze postbiotica hebben een positieve invloed op de samenstelling en het functioneren van de darmmicrobiota en daarmee ook de ontwikkeling van het immuunsysteem.19 Er ontstaat bijvoorbeeld een zure omgeving wat de ontwikkeling van gunstige darmmicrobiota ten goede komt. Het voordeel van het toevoegen van postbiotica aan flesvoeding is dat je niet hoeft te wachten of de bifidobacteriën wel willen groeien en de omgeving wel zuur wil worden, maar dat je zelf in de dunne darm de gunstige stoffen hiervoor al aan het kind kunt aanbieden.’ ‘Bij borstgevoede kinderen zie je hoge aantallen bifidobacteriën7 dus streef je liefst ook naar veel bifidobacteriën bij flesgevoede kinderen’ Innovaties Belzer: ‘Als wetenschapper ben ik heel erg voor het optimaliseren van flesvoeding, met moedermelk als grote inspiratiebron. We blijven zoeken naar vernieuwingen. Die extra’s maken de voeding logischerwijs wel duurder, want het wetenschappelijk onderzoek en de innovaties zijn kostbaar. Maar ik snap ook dat voor ouders geld een beperkende factor kan zijn.’ Belzer doet mede daarom veel metingen in moedermelk, ook om naar alternatieven te kijken voor goede dure ingrediënten. ‘Ik ben geen kinderarts, maar microbioloog en kijk dus ook vanuit het perspectief wat bacteriën nodig hebben, en niet alleen vanuit het perspectief “wat zit er allemaal in moedermelk”. Vanuit dat perspectief werken we nu aan niet HMOgerelateerde innovaties. Zo hebben bacteriën stikstof nodig om te kunnen leven. Ik heb samen met Nutricia een review geschreven over stikstofbronnen in moedermelk. Dat is een heel nieuw onderzoeksveld en misschien biedt dat in de toekomst wel mooie toevoegingen naast HMO’s en andere extra’s. Zo werken we samen aan innovaties en aan de toekomst van nog betere producten.’ • Vervolg pagina 5 Wetenschap Kinderen met koemelkallergie hebben in de eerste jaren van hun leven significant vaker infecties van bijvoorbeeld het maagdarmkanaal, de luchtwegen of de oren. Dat blijkt uit onderzoek onder bijna 7.000 jonge kinderen. De onderzoekers concluderen dat de ziektelast dus meer omhelst dan alleen de klassieke symptomen van koemelkallergie. Nieuwe bevinding: meer infecties De meest opvallende bevinding in het onderzoek is dat infecties significant vaker voorkomen bij kinderen met koemelkallergie, ook na het eerste levensjaar. De grootste toename is gevonden bij maagdarminfecties, die kinderen met koemelkallergie voor 74% meer treffen. Ook oorinfecties, huidinfecties en luchtweginfecties komen vaker voor bij kinderen met koemelkallergie. Dysbiose bij koemelkallergie De onderzoekers concluderen hieruit dat de kinderen met koemelkallergie een hogere ziektelast hebben, die verder gaat dan alleen allergieklachten. Volgens de onderzoekers zijn er aanwijzingen dat kinderen met allergie een verhoogde vatbaarheid voor infecties hebben. Ze denken dat er sprake is van een verminderde immuunrespons, mogelijk mede door een dysbiose in de darmmicrobiota. Deze dysbiose komt vaker voor bij kinderen met koemelkallergie. • Hoge ziektelast bij koemelkallergie Koemelkallergie is een veel voorkomende voedselallergie, waar circa 2 tot 5 procent van de kinderen in Europa in het eerste levensjaar last van krijgt. In dit onderzoek is voor het eerst de totale ziektelast in het dagelijkse leven van een grote groep kinderen met en zonder koemelkallergie vergeleken. Deze retrospectieve studie is uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk en de kinderen zijn gemiddeld 4 jaar gevolgd. De kinderen met koemelkallergie kregen een passende dieetbehandeling en tijdens de followup groeiden veel kinderen over de allergie heen. Toch zagen de onderzoekers een groot verschil in ziektelast bij kinderen met koemelkallergie. Uit de vergelijking blijkt namelijk dat klassieke allergieklachten aan het maagdarmkanaal, de huid en de luchtwegen in beide groepen kinderen voorkomen, maar bij kinderen met koemelkallergie significant vaker en ernstiger. De onderzoekers ontdekten ook dat kinderen met koemelkallergie er gemiddeld ruim 6 maanden langer last van hadden dan kinderen zonder koemelkallergie. 7 Literatuur: 1. Sorensen K et al (2022) Immun Inflamm Dis 10(3):e572. 6 Literatuur: 1. Salminen S et al Nutrients (2020) 12:1952;doi:10.3390/nu12071952. 2. Pereira PC et al (2014) Nutrition 30(6):619-627. 3. Ballard O et al (2013) Pediatric Clinics of North America 60(1):49. 4. Koletzko B et al (2019) Am J Clin Nutr 2019; 00:1-7. 5. Moro G et al (2002) JPGN 34:291295. 6. Knol J et al (2005) J Pediatr Gastroenterol Nutr 40:36-42. 7. Stewart C et al (2018) Nature 562(7728):583-588. 8. Martin R et al (2003) J Pediatrics 143:P754-758. 9. Martin R et al (2009) Appl Environ Microbiol 75:965-9. 10. Heikkilä M and Saris P (2003) J Appl Microbiol 95(3):471-8. 11. Boix-Amorós A et al (2016) Front Microbiol 20;7:492. 12. Gomez-Gallego C et al (2018) Nutrients 10:1355. 13. Coppa, Int. Conf. On Bresat milk and Lactation 1991 USA. 14. Brand-Miller J et al (1998) J Pediatr 133:95-8. 15. György P et al (1974) Eur J Biochem 1974;43:29. 16. Wickramasinghe S et al (2015) BMC Microbiol 15:172. 17. Knol J et al (2005) Acta Paediatrica 449:S31-33. 18. Arslanoglu S et al (2008) J Nutr 138(6):1091-1095. 19. Varasteh S et al (2019) J Pediatr Gastroenterol Nutr 68(S1);N-P-016:1049. 20. Koletzko B et al (2019) Am J Clin Nutr. 00:1-7. *Nutrilon Volledige Zuigelingenvoeding en Opvolgmelk **Enkel van toepassing op de nummer 1 flesvoeding Nutrilon* bevat, in navolging van moedermelk, de volgende extra – niet verplichte, maar wel toegestane – ingrediënten: • de prebiotische vezelmix scGOS:lcFOS 9:1 om de hoeveelheid en diversiteit van Humane Melk Oligosachariden (HMO’s) in moedermelk te evenaren1 • aanvullend de Humane Melk Oligosacharide (HMO) 3’GL vergelijkbaar aanwezig in moedermelk1 • postbiotica, die belangrijk zijn voor het scheppen van de juiste omstandigheden in de darm19 • een onderscheidende vetzuursamenstelling: behalve het verplichte DHA bevat Nutrilon ook AA in een onderlinge verhouding die vergelijkbaar is met die van moedermelk20** Scan de QR-code voor het volledige artikel

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=