Praatjesmaker

pelijke publicatie. In het tijdschrift Nutrients staan de resultaten van hun onderzoek naar 22 HMO’s in 715 moedermelkmonsters uit de PreventCD-studie van 371 donoren uit 5 Europese landen: Duitsland, Hongarije, Spanje, Italië en Nederland. Uit het onderzoek blijkt dat het gehalte van HMO’s verandert gedurende de lactatieperiode. Direct na de geboorte is de concentratie HMO’s het hoogst en na 4 maanden lactatie is de concentratie gehalveerd. Eussen: ‘Hoewel de totale hoeveelheid HMO’s de eerste maanden sterk daalt, blijft de concentratie van sommige HMO’s, zoals 3’-galactosyllactose, afgekort 3’GL, juist stabiel.’ Eussen vindt dit een interessante bevinding, zeker omdat 3’GL invloed heeft op het immuunsysteem en de barrièrefunctie van de darm. ‘In absolute hoeveelheid zit er weliswaar weinig 3’GL in moedermelk, maar dat hoeft niet te betekenen dat het geen belangrijke functie heeft.’ Moedermelkgroepen De samenstelling van de HMO’s blijkt ook te verschillen tussen individuele moeders en hierbij is sprake van 4 moedermelkgroepen. Eussen legt uit: ‘Uit eerder onderzoek blijkt dat er verschillende moedermelkgroepen bestaan, afhankelijk van de bloedgroepindeling van de moeder volgens het Lewis-systeem. Binnen dit systeem bepalen het Lewis-gen en het Secretor-gen de Lewisbloedgroep. Daarnaast zijn deze genen ook betrokken bij het maken van HMO’s. Bij moedermelkgroep I zijn beide genen actief, waardoor veel verschillende soorten HMO’s kunnen worden aangemaakt. Hieronder vallen 66% van de moeders uit het onderzoek. Circa 30% valt onder moedermelkgroep II of III, waarbij één van beide genen actief is. En bij circa 4% zijn beide genen inactief. In deze moedermelkgroep IV is er de minste variatie in HMO’s.’ Sommige HMO’s komen alleen voor bij bepaalde moedermelkgroepen. Eussen: ‘Dat geldt bijvoorbeeld voor 2’-fucosyllactose, afgekort 2’FL, dat in hoge concentraties in moedermelk zit. Maar alleen bij moedermelkgroepen I en III. Vreemd genoeg zit er helemaal geen 2’FL in moedermelk van moedermelkgroepen II en IV.’ Wat deze gevonden verschillen in HMO-samenstelling in de praktijk betekenen, is nog niet bekend. Binnenkort start er een vervolgonderzoek. Eussen: ‘In de PreventCDstudie zijn heel veel gezondheidsparameters bijgehouden. We gaan onderzoeken of de HMOsamenstelling van invloed is op de groei van de kinderen en het risico op onder meer coeliakie, allergie, infecties en antibioticagebruik.’ Mearin besluit: ‘Zo hopen we erachter te komen welke componenten in moedermelk een rol spelen in de immunologische ontwikkeling en respons van baby’s.’ • Vervolg pagina 13 Verslag Zuigelingen met milde niet-IgE-gemedieerde koemelkallergie blijven soms lang kwakkelen, ook na een overstap op een intensief gehydrolyseerde voeding. Een voeding op basis van aminozuren (AAF) is dan geïndiceerd. Dit is de boodschap van allergiediëtistonderzoeker dr. Berber Vlieg en kinderarts Olga van Doorn tijdens hun presentatie “Grip op koemelkallergie” op het Nederlandse Vereniging van Kinderartsen-congres op 7 oktober 2021. de klachten niet verdwijnen nadat het kind is overgestapt op eHF, of als het kind niet goed groeit.’ Let op lengtegroei Van Doorn merkt op dat het belangrijk is de lengtegroei in de gaten te houden. ‘We zijn altijd erg gefocust op gewicht, maar lengte is ook erg belangrijk. Onderzoek laat meer inhaalgroei zien op AAF, zeker wat lengte betreft.1 Bij een matige groei zou ik dus altijd een AAF adviseren.’ Vlieg wijst hierbij op een internationale groeistudie bij kinderen met voedselallergie in 27 landen, waaronder Nederland. Daaruit blijkt dat bij voedselallergie de lengtegroei vaak achterblijft: 9% van de kinderen zit op -2SD-lijn en 28% op -1SD.2 ‘Wat de oorzaak precies is, weten we nog niet’, zegt Vlieg. ‘Mogelijk dat ook een dysbiose in de darmmicrobiota hier een rol speelt.’3 Tolerantie-opbouw Er zijn volgens Vlieg nog weleens zorgen over de opbouw van tolerantie (red: dat het kind Grip op niet-IgE-gemedieerde koemelkallergie ‘Het is goed te beseffen dat er meerdere vormen van koemelkallergie zijn’, vertelt Van Doorn. ‘Het klinische beeld verschilt nogal. Bij een IgE-gemedieerde koemelkallergie (KMA) zijn er acuut na inname klachten van bijvoorbeeld huid of luchtwegen, het kind kan gaan braken of wordt suf. Bij de niet-IgE-gemedieerde KMA kan er sprake zijn van een ernstige vorm zoals FPIES, oftewel Food Protein Induced Enterocolitis Syndrome. Dit presenteert zich met fulminant braken enkele uren na de inname, bleekheid en suf worden. Bij de milde variant van niet-IgE-gemedieerde KMA zien we kinderen die huilerig zijn, niet goed gedijen, diarree hebben en/of vaak overgeven. Kinderen die niet goed in hun vel zitten dus, ook na overstap op intensief gehydrolyseerde zuigelingenvoeding (eHF). Juist deze groep is een beetje ongrijpbaar.’ Volgens Vlieg is een voeding op basis van aminozuren (AAF) bij deze kinderen geïndiceerd: ‘Een AAF geef je normaal gesproken alleen bij ernstige gastro-intestinale klachten zoals bij FPIES. Maar overweeg deze voeding zeker ook als Charlotte Maintz Careline & Social Media Manager Benelux Nutricia ‘De hoeveelheid van sommige HMO’s, zoals 3’GL, blijft de eerste maanden van de lactatieperiode stabiel’ het allergeen weer kan verdragen) bij een aminozuurvoeding. ‘Over het algemeen is de tolerantie-opbouw sneller bij een niet-IgE-gemedieerde dan bij een IgEgemedieerde KMA. Vaak al voor of rond de tweede verjaardag. Uit de onderzoeken naar de tolerantie-opbouw komen geen aanwijzingen dat AAF de ontwikkeling van tolerantie vertraagt.’ Bijvoeding en de melkladder In de NVK-sessie vertelden Vlieg en Van Doorn aan de hand van een aantal casussen ook meer over de introductie van bijvoeding en het gebruik van de “melkladder”; een tool waarmee ouders zelf aan de slag kunnen met introductie van gewone melk. De volledige presentatie is terug te kijken via www.nutriciavoorprofessionals.nl. • Literatuur: 1. Isolauri E et al (1995) Pediatrics 127 (4); 550-557 2. Meyer R et al (2018) J Hum Nutr Diet. 32:175-184 3. Meyer R (2018) Pediatr Allergy Immunol. 29:689704 15 14 Scan de QR-code voor een samenvatting van het artikel van dr. Simone Eussen

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=