worden. Hierdoor hoeven de losse eiwitten veel minder vaak te worden toegediend, waardoor automatisch een meer gebalanceerde voeding gewaarborgd is.’ Van den Akker maakte in samenspraak met enkele collega’s een bereidingsschema voor het verrijken van moedermelk met BMF (zie stroomschema). Van den Akker: ‘De energie in de nieuwe BMF wordt niet meer alleen geleverd door koolhydraten maar ook door vetten. Dit heeft als voordeel dat een hoge dosis koolhydraten vermeden wordt bij ophogen van het percentage BMF bij onvoldoende groei. Daarnaast bestaat een deel van de vetten in de nieuwe BMF uit langeketen meervoudig onverzadigde vetzuren - oftewel LCPUFA - zoals DHA (docosahexaeenzuur), ook wel bekend als “visolie”. ‘LCPUFA dragen bij aan de ontwikkeling van de hersenen’ Het is goed dat deze tegenwoordig ook toegevoegd worden, want ze dragen onder andere bij aan de ontwikkeling van de hersenen.1-3 De hoeveelheid LCPUFA die een prematuur kind via de moedermelk binnen krijgt, is echter eigenlijk altijd lager dan wat er via de placenta naar de foetus zou stromen gedurende het laatste trimester. En juist in die fase van de zwangerschap vindt er een grote hersenontwikkeling plaats.’ Groeiachterstand voorkomen Het zo optimaal mogelijk laten groeien van de prematuur is het uitgangspunt, en dat geldt al vanaf de eerste levensweek. BMF is volgens Van den Akker dus van belang zolang de baby het nodig heeft, soms ook nog in de thuissituatie als onverhoopt toch een groeiachterstand is ontstaan. Bang voor het geven van te veel eiwit door het verrijken met BMF hoeft men volgens Van den Akker niet te zijn. ‘We moeten er alles aan doen om groeiachterstand te voorkomen. Want met een afbuigende groeicurve is op een gegeven moment inhaalgroei nodig. En juist aan inhaalgroei kleven bezwaren, is uit onderzoek gebleken. Inhaalgroei en een hoge eiwitinname kunnen meer kans geven op overgewicht en metabool syndroom op latere leeftijd. Met de nieuwe richtlijn focussen we op de optimale groei, enerzijds door in te zetten op moedermelk met voldoende BMF en anderzijds door zo snel mogelijk op te bouwen en te continueren tot de baby toe kan met moedermelk alleen, zo rond de à terme leeftijd.’ • Vervolg pagina 5 Wetenschap Koemelkallergie gaat niet alleen gepaard met allergieklachten. Recent onderzoek laat zien dat ook infecties vaker voorkomen, mogelijk door een dysbiose van de darmmicrobiota.1 Synbiotica kunnen daarop een gunstig effect hebben. In een “real-world” studie is een vermindering gevonden van allergieklachten en infecties door synbiotica.2 gebruik van antibiotica of door erfelijke belasting. Ook ten gevolge van allergie, ziet men vaak een dysbiose van de darmmicrobiota. Synbiotica In een ander onderzoek is gekeken of het toevoegen van synbiotica aan flesvoeding gunstig is bij kinderen met koemelkallergie.2 De synbiotica bestond uit een combinatie van probiotica (Bifidobacterium breve M16-V) en prebiotica (oligofructose en langeketen inuline). Het resultaat van deze “real-world” studie? In de synbiotica-groep kwamen 37% minder vaak allergieklachten voor en 35% minder infecties dan in de controlegroep die dezelfde flesvoeding zonder synbiotica kreeg. Nog meer interessante verschillen tussen beide groepen: in de synbioticagroep was het medicijngebruik 19% lager en de kosten voor de gezondheidszorg waren 18% lager. De onderzoekers denken dat het gunstige effect van synbiotica op de darmmicrobiota bijdraagt aan de vermindering van allergieklachten, infecties en medicijngebruik. • Scan de QR-code voor link naar het stroomschema Real-world studie naar synbiotica bij koemelkallergie In het eerste onderzoek is de totale ziektelast in het dagelijkse leven vergeleken van een grote groep kinderen met en zonder koemelkallergie.1 Uit de vergelijking blijkt dat ”allergie klassieke” klachten aan het maagdarmkanaal, de huid en de luchtwegen bij beide groepen kinderen voorkomen, maar bij kinderen met koemelkallergie significant vaker, ernstiger en langduriger. Meer infecties De meest opvallende bevinding in het onderzoek is dat infecties significant vaker voorkomen bij kinderen met koemelkallergie, ook na het eerste levensjaar. De grootste toename is gevonden bij maagdarminfecties, maar ook oor-, huid- en luchtweginfecties komen vaker voor. De onderzoekers concluderen hieruit dat kinderen met koemelkallergie een hogere ziektelast hebben, die verder gaat dan alleen de allergie. De onderzoekers denken dat er bij kinderen met koemelkallergie sprake is van een verminderde immuunrespons, mogelijk mede door een dysbiose in de darmmicrobiota. Een dysbiose kan verschillende oorzaken hebben, waaronder 7 Literatuur: 1. Sorensen K et al (2021) The clinical burden of cow’s milk allergy in early childhood: A retrospective cohort study. Immun Inflamm Dis 10(3):e572. doi: 10.1002/iid3.572 2. Sorensen K et al (2021) The Use of an Amino Acid Formula Containing Synbiotics in Infants with Cow’s Milk Protein Allergy-Effect on Clinical Outcomes. Nutrients 13(7):2205. doi: 10.3390/nu13072205 ESPGHAN De European Society for Paediatric Gastroenterology Hepatology and Nutrition (ESPGHAN) is een organisatie met focus op de gezondheid van kinderen vooral gericht op het maagdarmkanaal, lever en voedingsstatus. De organisatie creëert kennis, verspreidt op basis van wetenschap gecreëerde richtlijnen en biedt kwalitatief hoogstaand onderwijs voor de pediatrische gastro-enterologie, hepatologie en voedingsleer. De gepubliceerde richtlijnen vormen mede de basis van medisch handelen van kinderartsen. Van de nieuwe ESPGHAN richtlijn “enterale voeding bij prematuren” komt begin 2023 eveneens een online leermodule beschikbaar. 6 Literatuur: 1. Carlson et al (1996) Visual acuity and fatty acid status of term infants fed human milk and formulas with and without docosahexaenoate and arachidonate from egg yolk lecithin. Pediatric Research, 39, 882-888 2. Carslon et al (1993) Arachidonic acid status correlates with first year growth in preterm infants. Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America, 90, 1073-1077 3. Carlson et al (1992) Effect of vegetable and marine oils in preterm infant formulas on blood arachidonic and docosahexaenoic acids.The Journal of Pediatrics, 120, 159-167
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=