Een goed plan voor iedere thuiszitter 12 5. Een goed plan voor iedere thuiszitter Een voorwaardelijke eerste stap om onderwijs te realiseren voor leerlingen die niet meer of nog niet naar school gaan is dat je ingeschreven bent op een school. En vervolgens dat, door goede registratie en een gesprek, inzicht is in de oorzaak waarom de leerling niet naar school gaat. Een collectieve, preventieve aanpak voorkomt hopelijk dat een individuele aanpak nodig, maar er zullen situaties blijven waarin een individuele aanpak toch nodig is. Dit deel gaat over planvorming rondom individuele leerlingen. 5.1. Knelpunten in de huidige situatie bij individuele planvorming In de huidige situatie is er veel onduidelijkheid over wie wat moet doen om een goed plan te maken voor leerlingen. De samenwerking functioneert in veel gevallen als een keten (Ledoux, Waslander, & Eimers, 2020) (Grinten, van der, M.; Walraven, M; Kooij, D, Bomhof, Smeets, E., Ledoux, G. & Waslander, S, 2018), waarbij eerst de school aan zet is. Totdat de constatering is dat het niet meer gaat en vervolgens door de gemeente het stokje moet worden overgenomen. Die vorm van ketensamenwerking functioneert vaak niet. 1. Als de school constateert dat een individueel plan nodig is, is er onduidelijkheid over de taak van JGZ, leerplicht en gemeente om tot dat plan te komen, de aanpakken verschillen immers afhankelijk van het type registratie 2. Er is onduidelijkheid over wanneer een school een individueel plan moet maken en wanneer niet; 3. Veel scholen ervaren het als ‘bureaucratisch’ om de juiste contactpersonen bij de gemeenten te vinden. Veel scholen beschikken wel over een vast contactpersoon vanuit de gemeente, maar deze heeft maar zelden het mandaat om jeugdhulp in te zetten als onderdeel van het individuele plan van de school. Deze contactpersoon is eerder een soort ‘makelaar’, ‘tussenpersoon’ of ‘brugfunctionaris’ naar de volgende stap in de keten (naar degene die een besluit kan nemen over de inzet van jeugdhulp). 4. De meeste gemeenten gaan uit van een hulpvraag van ouders (of jongeren) en vereisen dat er een plan door een ‘regisseur, jeugdconsultent of wijkteammedewerkers’ met ouders wordt gemaakt. In het beste geval is er dan sprake van twee plannen: een OPP (van de school) en een plan op basis van de hulpvraag van ouders (gezinsplan). In het slechtste geval is er geen enkel plan of sluiten de plannen niet op elkaar aan. Een groot deel van de ouders ontwijkt de ingewikkelde route en vraagt een verwijzing via de huisarts. Een huisarts heeft niet de mogelijkheid om af te stemmen met onderwijs, terwijl de jeugdarts hier juist wel kan zorgdragen voor afstemming. Of…. ouders stellen geen hulpvraag omdat ze dat niet willen of kunnen. 5.2. Van keten naar netwerksamenwerking ‘1 team, 1 plan’ Bestaande kaders en methodieken bieden handvatten om de werkwijzen op elkaar af te stemmen en te komen tot een integrale werkwijze rondom thuiszitters, waarbij de partners samen met ouders een netwerk en team vormen rondom de leerling. In de huidige praktijk passen professionals de eigen methodieken wel toe, maar niet zo dat er sprake is van integrale, gelijktijdige samenwerking. Professionals zetten wel stappen, maar gezamenlijk Buiten alle lijntjes vallen In het speciaal onderwijs is het verplicht om het OPP op verschillende (ontwikkelings)gebieden in kaart te brengen ‘ vanuit zowel onderwijskundig als pedagogisch, psychologisch en medisch oogpunt, rekening houdend met de handicap van de leerling. ‘ (wet op expertise centra artikel 40 en 41). Deze borging is er niet voor het regulier onderwijs. Voor leerlingen in het regulier onderwijs geldt dus dat er sprake kan zijn van problemen zonde dat een OPP tot stand komt (want dat hoeft niet) en zonder dat er een jeugdhulpplan tot stand komt (als ouders er niet om vragen)
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=