Sinds 1977 is de Wet op de dierproeven van kracht Doel van deze wet is: • alleen dierproeven toe te staan als er geen alternatieve methode is • het welzijn van de dieren te beschermen • kaders te stellen waaraan een dierproef moet voldoen • uitsluitend deskundigen met proefdieren te laten werken. De herziene Wet op de dierproeven (Wod) is sinds december 2014 van kracht. De herziening was nodig om de Europese Richtlijn 2010/63/EU in onze nationale wetgeving in te voeren. De richtlijn gaat over de bescherming van dieren die voor wetenschappelijk onderzoek worden gebruikt. Na het verkrijgen van de CCD-vergunning en goedkeuring van het onderzoeksplan door de IvD kan de onderzoeker beginnen met de uitvoering van de dierproef. Een niet-technische samenvatting wordt gepubliceerd op de website van de Europese Commissie (ALURES). De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) verleent op aanvraag een instellingsvergunning als is aangetoond dat aan alle vereisten is voldaan. De CCD krijgt advies van een Dierexperimentencommissie (DEC) en besluit vervolgens wel of geen vergunning voor de uitvoering van het onderzoek te geven. IvD ziet toe op het welzijn van de dieren en het verloop van het project en bevordert de 3V’s. De NVWA inspecteert of de regels worden nageleefd. De onderzoeker schrijft een projectvoorstel en een niet-technische samenvatting. Hij legt dit voor aan de Instantie voor Dierenwelzijn (IvD) van de instelling. Bij de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) wordt de vergunning voor de uitvoering van het projectvoorstel aangevraagd. Wetgeving Er zijn belangrijke wettelijke kaders voor dierproeven, zoals de Wet op de dierproeven (Wod). 6 Een dierproef doe je niet zomaar... De instelling vraagt een instellingsvergunning aan bij de overheid om dierproeven te mogen doen en/of een vergunning om dieren voor dierproeven te mogen fokken en/of leveren. Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5 Stap 6
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=