Stichting Informatie Dierproeven

EDITIE 2024 DIERPROEVEN Zo doen ze dat! Lees hier alles over dierproeven en vorm je eigen mening DEZE BROCHURE IS DE PUBLIEKSVERSIE VAN ZO DOENDE 2022, HET JAARVERSLAG OVER DIERPROEVEN EN PROEFDIEREN VAN DE NEDERLANDSE VOEDSEL- EN WARENAUTORITEIT. HET JAARVERSLAG IS GEPUBLICEERD IN JANUARI 2024

Dierproeven; wetenschappers doen ze niet zomaar. Strenge regels en wetten zorgen ervoor dat ze dierproeven alleen mogen uit- voeren wanneer er geen alternatieve methoden zijn. Om de noodzakelijkheid van een dierproef te bekijken en de uitvoering van een dierproef zo diervriendelijk mogelijk te maken zijn de 3V’s leidend. Die 3V’s staan voor vervanging (proeven zonder dieren), vermindering (proeven met zo min mogelijk dieren) en verfijning (de proeven tasten het welzijn van de dieren zo min mogelijk aan). Daarnaast stimuleert de overheid innovaties die kunnen bijdragen aan de transitie naar proefdiervrij onderzoek. Hierbij gaat het onder andere over de brede inzet en beschikbaarheid van nieuwe technologieën, zoals organs-on-a-chip. Inleiding Want we willen: • weten hoe het lichaam van mensen en dieren precies werkt en hoe daarin ziekten ontstaan • betere, nieuwe en veiligere medicijnen ontwikkelen • ziektes zoals kanker en dementie de wereld uit helpen • milieuvraagstukken oplossen. Overheden verplichten ook dierproeven ter bewaking van de gezondheid van mensen, dieren en het milieu. Medicijnen en andere stoffen die nieuw op de markt komen, moeten we testen op mogelijke schadelijke effecten. Lees in deze brochure alles over dierproeven en vorm je eigen mening. Inhoudsopgave 1. Dierproeven 2. Europese registratie 3. Proefdieren en pijn 4. Genetisch gewijzigde dieren 5. Tijdlijn 6. Wetgeving 7. Ethische toets 8. Deskundigheid, vergunninghouders en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit 9. De 3V-alternatieven 10. Zo doen ze dat! 11. Over deze brochure

Dierproeven Het beleid van de overheid is gericht op het verantwoord en zorg- vuldig uitvoeren van dierproeven. De NVWA draagt hieraan bij door toe te zien op de naleving van de Wet op de dierproeven (Wod). Wat is een dierproef? Een dierproef is een proef op een levend gewerveld dier of koppotige (bijv. inktvis), dat daarbij lichamelijke of geestelijke schade ondervindt. Het doel van de proef moet duidelijk omschreven zijn. Dit is vastgelegd in de Wet op de dierproeven. Gewervelde dieren zijn zoogdieren, vissen, amfibieën, vogels en reptielen. Waarom een dierproef? In 2022 is ruim 32,5% van de dierproeven uitgevoerd vanwege een wettelijke verplichting. Die wettelijke verplichting is er om de veiligheid en werkzaamheid van medicijnen, chemische stoffen en voedingsmiddelen tot op zekere hoogte te kunnen garanderen. Aantal dierproeven In 2014 veranderde de verplichte jaarlijkse rapportage van dierproeven aan de overheid door nieuwe wetgeving. Hierdoor laten de gegevens van voor en na 2014 zich moeilijk met elkaar vergelijken. In 2022 registreerden de Nederlandse vergunninghouders 492.380 dierproeven. Dat zijn 14.410 dierproeven meer dan in 2021. 2013 526.593 2015 528.159 2017 530.568 2011 589.853 2012 589.056 2010 575.278 2014 621.027 2016 449.874 2018 448.399 2019 448.656 2020 448.798 2022 492.380 2021 477.970 Uit: Zo doende 2022, Gerard Bakker, inspecteur-generaal Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. 1 Bezwaren • Ethische bezwaren dieren worden gebruikt als middel en kunnen geen toestemming geven. • Wetenschappelijke bezwaren niet alle resultaten van dierproeven gelden zonder meer voor mensen. • Economische bezwaren de voorzieningen voor dieren en het voldoen aan alle wettelijke eisen, vragen toewijding en inzet van middelen. Fok met ongerief, niet gebruikt in dierproeven Bescherming van het milieu Onderwijs Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek 27,9% Toegepast onderzoek Wettelijk verplicht 32,5% 21,0% Bescherming van diersoorten 13,4% 1,1% 1,1% 3%

Nederland registreerde in 2022 op grond van de nationale wetgeving in totaal 492.380 dierproeven. Dit is inclusief het aantal dieren dat is gedood zonder voorafgaande handeling (53.638) wat volgens de Nederlandse wetgeving een dierproef is, maar niet volgensEuropese wetgeving. Om de vergelijking met andere EU-landen in de toekomst te vereenvoudigen, heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) ervoor gekozen om alle cijfers en percentages in de Zo Doende 2022, het jaarverslag over dierproevenen proefdieren te baseren op de Europese cijfers. De cijfers en percentages in deze brochure zijn gebaseerd op het aantal dierproeven volgens Europese registratie (438.742). Het aantal dierproeven per diersoort Huisdieren zijn geen proefdieren Onderzoekers gebruiken geen huisdieren voor dierproeven. De wet vereist dat de meest gebruikte soorten proefdieren speciaal voor dit doel zijn gefokt. Daarom werken zij vrijwel uitsluitend met gefokte proefdieren. In bepaalde gevallen worden andere dieren, zoals kippen voor onderzoek naar pluimveevaccins, gebruikt. Een enkele keer komt het voor dat een proefdier een huisdier wordt. Zo kunnen ze bijvoorbeeld geadopteerd worden door particulieren. 2 In Nederland zijn vier typen proefdieren: Europese registratie Gewone dieren: dit zijn dieren waarvan de meeste met het oog op dierproeven worden gefokt bij een erkende instelling. Dieren die in het wild leven, maar worden onderzocht in het laboratorium. Genetisch gewijzigde dieren: deze dieren worden speciaal gefokt. Dieren die worden bestudeerd in hun eigen omgeving, bijvoorbeeld op een boerenbedrijf, of in het wild: bijvoorbeeld voor gedragsstudies. Muizen Honden Apen Amfibieën & reptielen Ratten Katten Andere vleeseters Hoefdieren Koppotigen Overige knaagdieren Vogels Vissen Konijnen Andere zoogdieren 134.846 1008 182 2.837 90.191 141 11.859 98 7.774 474 58.816 17.787 578 112.151 (o.a. hamsters en cavia’s) (o.a. fretten) (o.a. huishoenders en kalkoenen) (o.a. zebravissen, forellen en zalmen)

Als een dierproef gepaard gaat met pijn voor het dier, moet de onderzoeker deze pijn zo veel mogelijk voorkomen of verlichten. Bijvoorbeeld door behandelingen onder verdoving uit te voeren en/of door pijnstillers te geven. Toestand dieren na proef De dieren die na het einde van de proef in leven zijn gelaten, kunnen soms worden ingezet bij een volgende proef. In 2022 zijn 5.324 dieren hergebruikt. Sommige dieren worden na gebruik in een proef herplaatst op een voor hen geschikte locatie; honden kunnen bijvoorbeeld naar een particulier huishouden. Mate van ongerief In Nederland spreken we bij dierproeven niet over pijn, maar over ‘ongerief’, ofwel de aantasting van het dierenwelzijn. Daarmee bedoelen we meer dan pijn. Ook stress, alleen-zijn, angst en ziekte worden meegerekend. De wet classificeert ongerief als licht, matig of ernstig. Dieren die zonder voorafgaande handeling onder verdoving gedood worden, moeten worden geregistreerd als terminaal onder anesthesie. Verfijning van dierproeven, één van de 3V’s (zie hoofdstuk 9), is erop gericht om het ongerief voor proefdieren te verminderen. En hun welzijn zo veel mogelijk te bevorderen. Hierbij kun je denken aan pijnbestrijding en kooiverrijking. Mate van ongerief 3 Proefdieren en pijn Genetisch gewijzigde dieren 4 Het erfelijk materiaal (DNA) bevat de genen die nodig zijn voor de aanmaak van eiwitten. Sommige genen spelen een rol bij de ontwikkeling van ziekten. Zo verhoogt een afwijking in een bepaald gen de kans op borstkanker. Om de genetische basis van ziekten beter te begrijpen, gebruiken onderzoekers dieren waarbij één of meer genen veranderd zijn. Hierdoor kunnen de onderzoekers de werking van deze genen bestuderen. In bepaalde gevallen, afhankelijk van het type onderzoek, wordt een ziektebeeld veroorzaakt. De meeste dierproeven op genetisch gewijzigde dieren zijn verricht op muizen. Ze zijn gefokt in het eigen laboratorium, verkregen van collega-onderzoekers, aangekocht of in eigen beheer gemaakt als de lijn nog niet beschikbaar is. Identieke dieren vereist Voor onderzoek met genetisch gewijzigde dieren moeten altijd meer dieren worden gefokt dan daadwerkelijk in de proef worden gebruikt, omdat: • dieren soms niet van het voor de proef gewenste geslacht zijn • ze niet de gewenste genetische samenstelling hebben. • dieren soms niet de voor de proef gewenste leeftijd hebben • ex-fokdieren meestal niet geschikt zijn voor experimentele doeleinden. Hoe krijg je 60 genetisch gewijzigde muizen? Stel dat voor onderzoek naar borstkanker 60 vrouwtjesmuizen nodig zijn. Dan moeten hiervoor 170 gewijzigde muizen worden gefokt. Minimaal, want dit rekenvoorbeeld gaat uit van een ‘ideale situatie’, waarbij elke paring 4 mannetjes en 4 vrouwtjes ter wereld brengt. Je begint met 2 muizen. Daaruit komen 8 jongen: 4 mannetjes en 4 vrouwtjes. Deze 8 muizen krijgen 32 jongen: 16 mannetjes en 16 vrouwtjes. Deze 16 mannetjes en 16 vrouwtjes zorgen vervolgens voor 128 muizen: 64 mannetjes en 64 vrouwtjes, die je dan kunt gebruiken voor het onderzoek. 8 MUIZEN 4 vrouwtjes 32 MUIZEN 16 vrouwtjes 128 MUIZEN 64 vrouwtjes 2 MUIZEN 1 vrouwtje Totaal 170 muizen 52,4% 40,2% 1% 6,4%

2021 Lancering Transparantie- overeenkomst Dierproeven Het doel van de Transparantieovereenkomst Dierproeven is: een opener en transparanter klimaat creëren rondom dierproeven 2020 Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) keurt eerste coronavaccin goed EMA houdt toezicht op de veiligheid en effectiviteit van medicijnen voor mens en dier, geeft voorlichting en beoordeelt nieuwe medicijnen. Het eerste vaccin is in december 2020 door EMA goedgekeurd. Nederland begon op 6 januari 2021 met vaccineren. 2018 Oprichting Transitie Proefdiervrije Innovatie In dit initiatief van de overheid werken verschillende belanghebbende organisaties samen om proefdiervrije innovatie te stimuleren. Dat gebeurt onder meer door te investeren in wetenschappelijke onderzoeken waarbij geen gebruik wordt gemaakt van proefdieren. 2015 CRISPR-Cas9: genen aan- of uitzetten en bewerken Wetenschapstijdschrift Science roept CRISPR-Cas9 uit tot de belangrijkste doorbraak van 2015. In dit jaar wordt de technologie gebruikt om het hiv-virus uit levende cellen afkomstig van patiënten te knippen. 2014 Herziene Wet op de dierproeven Om te voldoen aan de nieuwe Europese Richtlijn voor dierproeven (2010/63/EU) is op 18 december 2014 de herziene Wet op de dierproeven in werking getreden. 2013 1996 Hiv/aids Dankzij dierproeven is veel vooruitgang geboekt bij het vinden van medicijnen voor hiv- en aidspatiënten, zoals hiv-remmers. Aids is echter nog steeds een ongeneeslijke ziekte. 1960 Astma Kikkers spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van het astmamedicijn. Dankzij deze medicijnen kunnen de meeste astmapatiënten goed functioneren. 1959 De 3V-alternatieven De Britse biologen William Russell en Rex Burch introduceren de 3V-alternatieven. Hierbij gaat het niet alleen om diervrije proeven (vervanging) maar ook om proeven met zo min mogelijk dieren (vermindering) waarbij aantasting van dierenwelzijn tot een minimum wordt beperkt (verfijning). 1953 Niertransplantatie Onderzoek met dieren geeft inzicht in de afstoting van getransplanteerde organen, zoals nieren, lever en hart, en draagt bij aan het beperken van het risico op afstoting. 1929 Antibiotica Alexander Fleming ontdekt penicilline dankzij onderzoek met konijnen en muizen. De ontdekking van dit antibioticum is een doorbraak en van groot belang voor de gezondheid van mens en dier. 1890 Oprichting Anti-Vivisectie-Bond De Nederlandse Bond tot Bestrijding der Vivisectie wil door informatie te geven over dierproeven zo de afschaffing ervan realiseren. 5 Tijdlijn rond rond Cosmeticaverbod 2013 Vanaf 2013 is het in heel Europa verboden om cosmetica te verkopen die op dieren getest zijn, of waarvan de ingrediënten daartoe op dieren zijn getest. Dit bepaalt de Europese wetgeving. Cosmetica verkocht in Europa is dus dierproefvrij.

Sinds 1977 is de Wet op de dierproeven van kracht Doel van deze wet is: • alleen dierproeven toe te staan als er geen alternatieve methode is • het welzijn van de dieren te beschermen • kaders te stellen waaraan een dierproef moet voldoen • uitsluitend deskundigen met proefdieren te laten werken. De herziene Wet op de dierproeven (Wod) is sinds december 2014 van kracht. De herziening was nodig om de Europese Richtlijn 2010/63/EU in onze nationale wetgeving in te voeren. De richtlijn gaat over de bescherming van dieren die voor wetenschappelijk onderzoek worden gebruikt. Na het verkrijgen van de CCD-vergunning en goedkeuring van het onderzoeksplan door de IvD kan de onderzoeker beginnen met de uitvoering van de dierproef. Een niet-technische samenvatting wordt gepubliceerd op de website van de Europese Commissie (ALURES). De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) verleent op aanvraag een instellingsvergunning als is aangetoond dat aan alle vereisten is voldaan. De CCD krijgt advies van een Dierexperimentencommissie (DEC) en besluit vervolgens wel of geen vergunning voor de uitvoering van het onderzoek te geven. IvD ziet toe op het welzijn van de dieren en het verloop van het project en bevordert de 3V’s. De NVWA inspecteert of de regels worden nageleefd. De onderzoeker schrijft een projectvoorstel en een niet-technische samenvatting. Hij legt dit voor aan de Instantie voor Dierenwelzijn (IvD) van de instelling. Bij de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) wordt de vergunning voor de uitvoering van het projectvoorstel aangevraagd. Wetgeving Er zijn belangrijke wettelijke kaders voor dierproeven, zoals de Wet op de dierproeven (Wod). 6 Een dierproef doe je niet zomaar... De instelling vraagt een instellingsvergunning aan bij de overheid om dierproeven te mogen doen en/of een vergunning om dieren voor dierproeven te mogen fokken en/of leveren. Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5 Stap 6

Ethische toets De Centrale Commissie Dierproeven (CCD) weegt het belang van de proef af tegen het verwachte ongerief voor de dieren. Aan de hand van de projectvoorstellen stelt de CCD vast of de opzet en de voorgestelde uitvoering van de dierproef ethisch aanvaardbaar zijn en of het 3V-principe optimaal is toegepast. Een Dierexperimentencommissie (DEC) adviseert de CCD daarbij. Instantie voor Dierenwelzijn Elke aanvraag voor een projectvergunning die een onderzoeker wil indienen, is afgestemd met de Instantie voor Dierenwelzijn (IvD). De IvD heeft een belangrijke rol bij het opstellen van een projectvergunningsaanvraag en adviseert over haalbaarheid en de toepassing van de 3V’s. De IvD ziet erop toe dat de stukken waarin de technische en dierenwelzijnsaspecten beschreven staan, helder en adequaat zijn. Als een projectvergunning is verleend, zal de IvD erop toezien dat het project goed uitgevoerd wordt volgens de projectvergunning. Dierexperimentencommissie Een DEC bestaat uit ten minste zeven* leden met deskundigheid op de volgende gebieden: • alternatieven • proefdieren en hun bescherming • ontwerp van dierproeven • ethiek. * Vier van hen hebben geen arbeidsrelatie met de vergunninghouder. CCD en DEC Bij de beoordeling van een projectvergunningsaanvraag vraagt de CCD een DEC om advies. Waarop toetsen de DEC en CCD een aanvraag? • eventuele beschikbaarheid van 3V-alternatieven • welzijn van de dieren • afweging van het maatschappelijk en wetenschappelijk belang tegen het belang van de betrokken dieren. Kan de uitkomst van de proef goed vertaald worden naar de patiënt/ziekte waarvoor het onderzoek zal worden uitgevoerd? De CCD zal de projectvergunning verlenen als wordt geoordeeld dat het belang van de proef groter is dan het ongerief dat de dieren zal worden aangedaan. 7 Opleiding vereist Onderzoeker, biotechnicus of dierverzorger word je niet zomaar. Voor elke functie is een gedegen opleiding vereist. Voor sommige specifieke functies is daarnaast een cursus proefdierkunde verplicht. Iedere instellingsvergunninghouder heeft een Instantie voor Dierenwelzijn (IvD). De IvD is een verbindende schakel tussen DEC, CCD en de onderzoeker. De IvD houdt intern toezicht en adviseert over bijvoorbeeld het 3V-beleid. In de IvD zitten deskundigen met betrekking tot proefdieren, dierproeven en de 3V’s. Dierenarts Elke instelling heeft een dierenarts met kennis van de proefdiergeneeskunde. De dierenarts bewaakt diergezondheid, ziet toe op dierenwelzijn en adviseert de IvD. Alle aanwezige dieren worden dagelijks gezien door een gekwalificeerde medewerker, daarbij wordt een welzijnsdagboek bijgehouden. Bij de uitvoering van dierproeven is de samenwerking tussen onderzoeker, biotechnici en dierverzorgers essentieel. Vergunninghouders Eind 2022 waren 77 instellingen in het bezit van een vergunning voor het verrichten van dierproeven. Deze instellingsvergunninghouders zijn bijvoorbeeld universiteiten, universitaire ziekenhuizen, onderzoeksinstellingen en farmaceutische bedrijven. Van de 77 vergunninghouders waren 43 instellingen ook in het bezit van een vergunning voor het fokken of afleveren van dieren met het oog op dierproeven. 1 instelling was alleen in het bezit van een fok- en afleververgunning. Inspectie Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) De NVWA controleert regelmatig op de naleving van de voorschriften bij de instellingen. Als de wet wordt overtreden, krijgt de verantwoordelijke functionaris een waarschuwing plus de verplichting de ongewenste situatie te verhelpen. De NVWA helpt de verantwoordelijke functionaris de regels te begrijpen en na te leven. Ook zorgt de NVWA voor de registratie (verzamelen van cijfers en rapportage aan de EU). Deskundigheid, vergunning- houders en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit 8

Nationaal Comité advies dierproevenbeleid Een belangrijk gevolg van de herziene Wet op de dierproeven (Wod) is dat het organisatiemodel voor de beoordeling van dierproeven is gewijzigd. Twee instanties spelen nu een belangrijke rol: de Centrale Commissie Dierproeven (CCD), belast met het verlenen van projectvergunningen, en het Nationaal Comité advies dierproevenbeleid (NCad). Een belangrijke taak van het NCad is het geven van advies over het (verbeteren van het) welzijn van proefdieren. Het NCad geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de CCD en aan de instanties voor Dierenwelzijn (IvD’s). Meer informatie: www.ncadierproevenbeleid.nl Overheid, wetenschap, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties zoeken naar methoden die dierproeven vervangen, verminderen en verfijnen. Deze 3V’s van het gebruik van dieren voor wetenschappelijk onderzoek moeten het aantal dierproeven terugdringen en op termijn overbodig maken. Systematische studies van wetenschappelijke literatuur leiden bijvoorbeeld tot minder, beter en soms zelfs sneller onderzoek. Als uit literatuurstudie blijkt dan een onderzoek al eerder is gedaan dan draagt dat bij aan vermindering. Of als blijkt dat er betere onderzoeksmethoden voor handen zijn dan kan dat bijdragen aan verfijning. 98 De 3V-alternatieven Vervanging Verf ijning Vermindering Kan de proef (gedeeltelijk) zonder proefdieren worden uitgevoerd? Enkele proefdiervrije methoden: • cellen of weefsels gekweekt in een kweekfles of op een chip (bijvoorbeeld kunsthuid) • computermodellen en -simulaties • proeven met mensen • levensechte modellen (bijvoorbeeld met kunstaderen en kunstbloed) om studenten te leren prikken. Is de opzet van het onderzoek zodanig dat de dieren het minste ongerief ondervinden? Verfijning van dierproeven is erop gericht het ongerief voor proefdieren te verminderen en hun welzijn optimaal te beschermen. Pijnbestrijding is een voorbeeld van het eerste, kooiverrijking van het tweede. Een ander voorbeeld is de plaatsing van een zendertje in het dier, waardoor onderzoekers op elk gewenst moment informatie over de lichamelijke toestand krijgen. Het dier kan hiervan wel enige last hebben. Verfijning is van belang tijdens de gehele levenscyclus en niet alleen tijdens de proef. Kan de proef met minder dieren worden uitgevoerd? Als je elk dier in de tijd kunt volgen met herhaalde metingen heb je voor het gehele onderzoek aanzienlijk minder dieren nodig. Voorbeelden zijn proeven waarbij het dier met zichzelf vergeleken wordt (bijvoorbeeld voor en na een behandeling) of waarbij je aan de hand van metingen nauwkeurig de ontwikkeling van het ziektebeeld kan volgen (bijvoorbeeld door het gebruik van beeldvormende technieken in het kankeronderzoek), je hoeft dan niet voor elk meetpunt dieren te doden.

10 Een medicijn maken Zo doen ze dat! Je neemt vast wel eens een paracetamol, maar wist je dat dit medicijn bestaat uit meerdere stoffen? Samen zorgen deze ervoor dat jouw hoofdpijn of koorts verdwijnt. Maar vóór jij dit medicijn kan gebruiken, wordt het uitvoerig getest. Dit duurt soms wel twaalf jaar. Stap voor stap: van vraag tot medicijn. Wetenschappelijk onderzoek Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek ver- groot onze kennis over het menselijk en dierlijk lichaam. En over hoe ziektes ontstaan en zich ontwikkelen. Bij toegepast onderzoek vinden onderzoekers nieuwe methoden voor preventie, diagnostiek en behandeling. Computermodellen Om van die mogelijke werkzame stoffen een medicijn te maken, worden deze getest op hun vermogen de ziekte aan te pakken. Dit doen onderzoekers met computermodellen. Alleen de stoffen waarvan voorspeld wordt dat ze een effect zouden kunnen hebben, gaan door naar de volgende fase. 1 2 Laboratoriumonderzoek De werkzame stoffen worden getest op cel- en weefselkweken en organoïden in het laboratorium. Ook nu vallen veel stoffen af. 3 Dierproeven Dierproeven wijzen in deze fase uit wat de werking is van het nieuwe medicijn. Een Dierexperimentencommissie (DEC) toetst deze onderzoeken aan de 3V-alternatieven: Vervanging, Vermindering en Verfijning. 4 Veiligheidsonderzoek Om de veilige dosis voor mens en dier te bepalen, testen de onderzoekers een nieuw medicijn op ten minste twee soorten zoogdieren. Onderzoek op gezonde mensen Een kleine groep gezonde vrijwilligers test het nieuwe medicijn om de reactie van het menselijk lichaam hierop en de bijwerkingen ervan in kaart te brengen. Uiteraard toetst een speciale ethische commissie de onderzoeksmethode. 5 6 Onderzoek op patiënten Het nieuwe medicijn wordt getest op mensen die lijden aan de ziekte waartegen het middel is ontwikkeld. Ook dit onderzoek moet vooraf worden goedgekeurd door een ethische commissie. 7 8 Medicijn op markt Een internationale autoriteit (bijvoorbeeld EMA) bepaalt of een medicijn werkzaam en veilig genoeg is om op de markt toegelaten te worden. In Nederland adviseert het Zorginstituut Nederland of het medicijn in het basispakket moet worden opgenomen. 9 Medicijnen Dokters mogen het medicijn nu voorschrijven aan patiënten. Zij en de patiënten melden bijwerkingen (via Lareb.nl), zodat de veiligheid en werking van het medicijn verder kunnen worden geëvalueerd. 10 Bij klinische proeven krijgt een testgroep het medicijn toegediend en de controlegroep niet. Als de test geblindeerd is weten de onderzoekers tot het eind van de test niet welke proefpersoon tot welke groep behoort. Ook hier beoordeelt een ethische commissie de onderzoeksmethode. Gerandomiseerd klinisch onderzoek

Deze brochure bevat de belangrijkste gegevens uit Zo doende 2022, het jaarverslag over dierproeven en proefdieren in Nederland, opgesteld door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Het jaarverslag is gepubliceerd in januari 2024. Heb je nog een vraag, wil je meer informatie of een gastles aanvragen? Ga naar www.stichtinginformatiedierproeven.nl voor meer informatie. Je kunt ook altijd een mailtje sturen naar info@informatiedierproeven.nl. De Stichting Informatie Dierproeven heeft de redactie gevoerd. De inhoud is getoetst door een redactieraad bestaande uit: • dr. Jeffrey Bajramovic Directeur 3Rs Centre Utrecht (3RCU) • prof. dr. ir. Jan-Bas Prins Hoogleraar proefdierwetenschappen LUMC en lid Nationaal Comité advies dierproevenbeleid • prof. dr. Pieter H. Reitsma Hoogleraar Experimentele en Moleculaire Geneeskunde, Leids Universitair Medisch Centrum • dr. Shuraila Zerp Scientific writer & Communication Advisor Nederlands Kanker Instituut (NKI) Deze uitgave is tot stand gekomen dankzij financiële steun van de donateurs van de SID. Het jaarverslag Zo doende 2022 kun je downloaden van de website van de NVWA: www.nvwa.nl 11 Over deze brochure

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=