Inf(ecti)oscoop 8 De definitie van een BRMO wordt bepaald door verschillende factoren: de pathogeniciteit van een pathogeen, hoe makkelijk het pathogeen of de resistentie eigenschap kan verspreiden en hoeveel behandelopties er zijn (het antibiotica resistentiepatroon).(2) De belangrijkste grampositieve BRMO’s zijn meticiline-resistentie Staphylococcus aureus (MRSA) en de vancomycine-resistente Enterococcus faecium (VRE). Hoewel de incidentie van resistente grampositieve micro-organismen in Nederland nog relatief laag is, is dit wel al een groot probleem in andere delen van Europa. De ECDC (European Centre for Disease Prevention and Control) “Surveillance atlas of infectious deaseases” rapporteert dat in 2020 34% van S. aureus methicilline resistent was en 23% van de E. faecium vancomycine resistent in Italië. Voor Roemenië waren deze cijfers respectievelijk 47% en 39% en in Griekenland 40% en 42%. Meticilline resistentie bij MRSA is gebaseerd op gemodificeerd penicillinebindend eiwit 2a (PBP2a) wat gecodeerd wordt door het mecA of mecC gen. Hierdoor ontstaat resistentie tegen de meeste beta-lactamantibiotica. In Nederland is het ‘search and destroy’ programma actief waarbij er actief wordt gezocht naar MRSA, patiënten met deze bacterie in isolatie worden gelegd en gepoogd wordt om negatief te kweken na behandeling. De WHO (World Health Organization) heeft MRSA aangemerkt als “high priority pathogen.” MRSA kan zowel uit het ziekenhuis als uit de community komen. Er zijn regelmatig nosocomiale uitbraken met MRSA uit de community in Europa, met ernstige gevolgen. Een studie heeft de S. aureus beschreven in patiënten met intercontinentale reis-geassocieerde huid- en weke deleninfecties die zich presenteerde een reizigerskliniek in Europa.(3) Deze data werden verzameld vanuit het Europese netwerk voor surveillance. Er werd een wond- en neuskweek ingezet op S. aureus. Van de 564 reizigers met een huid- en weke deleninfectie waren 374 (67%) S. aureuspositief, waarvan 14% (51/374) MRSA. Het risico op MRSA na reizen was het hoogst in Latijns-Amerika en het laagst in Sub-Sahara Afrika. MRSA huid- en weke deleninfecties in intercontinentale reizigers waren vaak gecompliceerd (31/51 multipele laesies; 22/50 re-infecties), resulteerden in gezondheidszorgcontact (22/51 chirurgische drainage; 7/50 ziekenhuisopname) en waren mogelijk overdraagbaar (13/47 rapporteerde gelijke infecties in niet-reizende contacten). Vancomycine resistentie bij E. feacium is een verworven glycopeptideresistentie gecodeerd door van-genen, zoals vanA of vanB, die op een plasmidaal of chromosomaal transposon liggen. Enterokokken zijn bijzonder efficiënt in het vergaren van resistentie middels genoom plasticiteit, plasmiden, transposons en insertie van sequenties om mobiele resistentie elementen te verzamelen en dissemineren.(4) Er zijn op dit moment weinig alternatieve therapieën in omloop. Meestal wordt gekozen voor linezolid of daptomycine, echter deze middelen zijn duurder en gaan met aanzienlijke bijwerkingen gepaard. Daarnaast zijn voorbeelden waarbij er diverse nosocomiale uitbraken met VRE beschreven. De CDC rapporteert in hun “Antimicrobial threaths report” uit 2019 dat 30% van de nosocomiale Enterococcus infecties vancomycine resistent is. VRE infecties zijn vaak geassocieerd met ziekenhuis blootstelling met name in patiënten die langdurige zorg ontvangen of immuun gecompromitteerd zijn. De WHO heeft VRE aangemerkt als “high priority pathogen.” Een Franse studie heeft prospectief alle patiënten die in het afgelopen jaar in het buitenland hadden gereisd die werden opgenomen gescreend voor VRE. (5) Invasieve infecties met VRE in Frankrijk zijn over het algemeen laag (<1% gerapporteerd). Van de 1780 gescreende patiënten waren 15 gekoloniseerd met VRE, waarvan 14 waren opgenomen in een buitenlands ziekenhuis. Buitenlandse ziekenhuisopname lijkt een belangrijke voorspeller voor VRE kolonisatie. Een Finse studie vond overeenkomstige resultaten, waarbij 1772 patiënten werden gescreend op BRMO na verblijf in een buitenlands ziekenhuis.(6) In totaal waren 295 patiënten drager van BRMO (16.6%), waarvan 30 patiënten met VRE (2.2%). Bijzonder resistente micro-organismen op reis Dr. Laura Dix AIOS medische microbiologie en infectieziekten Een val van de trap, een scooterongeluk, een luchtweginfectie of iets verkeerds gegeten. Het kan ons allemaal overkomen, ook op reis. In sommige gevallen gaat dit ongemak gepaard met een verblijf in een buitenlands ziekenhuis. Hierbij loopt men het risico een bijzonder resistent micro-organisme (BRMO) op te lopen en mee naar huis te nemen. Wereldwijd zijn BRMO’s in opmars door verkeerd en overmatig gebruik van antibiotica, door verspreiding binnen zorginstellingen EN door toename van internationale reisbewegingen. Hoewel de incidentie van de diverse BRMO’s in Nederland nog laag is, kan men er toch mee geconfronteerd worden bij de reiziger. Infecties met BRMO’s zijn moeilijker te behandelen door de beperkte antibiotische opties, gaan gepaard met aanzienlijke morbiditeit en mortaliteit, resulteren in langer verblijfsduur in het ziekenhuis met hogere kosten voor de gezondheidszorg en vormen een risico op het gebied van infectiepreventie.(1) Steeds meer studies tonen aan dat reizen een risico is voor kolonisatie met een BRMO, wat bij kan dragen aan de wereldwijde verspreiding van deze micro-organismen.
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=