Inf(ecti)oscoop GGD

Inf(ecti)oscoop 5 Dermatomycosen Een dermatomycose is een infectie van huid, haar of nagels veroorzaakt door schimmels of gisten. De meeste schimmelinfecties worden veroorzaakt door dermatofyten van de geslachten Trichophyton, Microsporum of Epidermophyton. Dermatofyten kunnen afkomstig zijn van dieren, mensen of bodem. Naast dermatofyten kunnen gisten en non-dermatofyten, zoals Scopulariopsis brevicaulis, Fusarium sp, Aspergillus sp of Acremonium sp. ook dermatomycosen veroorzaken. De dermatomycosen worden ingedeeld aan de hand van de locatie van de infectie. Met de term tinea wordt aangegeven dat het een schimmelinfectie betreft met een dermatomycose en met een aanvullende term wordt aangegeven welk lichaamsdeel is aangedaan, bijvoorbeeld tinea corporis, tinea pedis of tinea unguium (onychomycose). Het klassieke beeld is een ringvormige rode schilferende afwijking met centrale genezing en uitbreiding aan de randen (‘ringworm’). Minder typische afwijkingen, zoals bijvoorbeeld blaasjes of pustels worden ook gezien. Tinea capitis en tinea barbae gaan gepaard met kale plekken en abcederende infiltraten. Bij onychomycose wordt verkleuring en verdikking van de nagel en loslating van het nagelbed gezien. Er kunnen verschillende klinische subtypen van onychomycosen worden onderscheiden. De diagnose dermatomycose kan in sommige gevallen worden gesteld op basis van het klinisch beeld, maar onderscheid met andere ziektebeelden kan lastig zijn. Aanvullend mycologisch onderzoek is geïndiceerd bij atypische presentaties, onvoldoende effect van behandeling en vermoeden van een diepe dermatomycose (tinea capitis, tinea barbae, animale dermatomycose). Een recent gepubliceerde studie liet zien dat bij slechts 75% van de gevallen van onychomycose een klinische diagnose van de huisarts bevestigd werd door aanvullend onderzoek, daarom adviseren de auteurs om bij verdenking op onychomycose altijd aanvullend onderzoek te doen. Op dit moment bestaat de diagnostiek naar dermatomycosen uit microscopie (een direct preparaat, kaliumhydroxide(KOH)-preparaat), schimmelkweek en PCR. Bij een direct KOH-preparaat wordt KOH toegevoegd aan een huidschilfer-, haar- of nagelsample. Kaliumhydroxide lost hoornmateriaal op waardoor schimmeldraden of gisten goed zichtbaar worden. Het resultaat van een KOH-preparaat is binnen een paar uur bekend. Het microscopisch aantonen van een schimmel of gist ondersteunt de diagnose, maar identificatie van het micro-organisme is hiermee niet mogelijk. Met een schimmelkweek of PCR kan een specifieke verwekker worden vastgesteld. Bij een schimmelkweek wordt hoornmateriaal op speciale schimmel agarplaten aangebracht en gedurende drie weken geïncubeerd. De schimmels worden gedetermineerd op basis van macroscopische (bijvoorbeeld kleur of textuur) en microscopische eigenschappen. Determinatie met behulp van MALDI-TOF-massaspectrometrie is ook mogelijk. Het vaststellen van een infectie met een non-dermatofyt is lastig omdat deze schimmels in de omgeving voorkomen. Indien een non-dermatofyt herhaaldelijk wordt aangetoond in een schimmelkweek is het aannemelijk dat het de verwekker is. Sinds een paar jaar zijn er PCR testen beschikbaar voor diagnostiek naar dermatomycosen. Deze PCRs kunnen veelal de dermatofyten Trichophyton, Microsporum of Epidermophyton en Candida species aantonen. Daarnaast bevatten deze PCRs vaak een panfungale of pandermatofyten PCR. Non-dermatofyten kunnen met de PCR niet worden aangetoond. Het resultaat van een PCR is binnen een paar uur bekend. Bovendien heeft PCR een hogere sensitiviteit dan kweek. In een voldoet als minimumtemperatuur. Dit zal naar schatting tot een CO2 reductie van 1.3 ton per jaar leiden. Afvalreductie Een grote slag is nog te slaan op het gebied van afvalreductie. Een van de grootste componenten van de afvalstroom van het RLM bestaat uit gebruikte kweekmedia en plastic disposables (öses etc). Door over te stappen op kweekmedia met een kleiner volume, en herbruikbare öses hopen we uiteindelijk 1/3 van onze besmette afvalstroom te kunnen verminderen, wat gelijk staat aan ongeveer 30 ton CO2 uitstoot per jaar. Naast het besmette afval zijn wij de zachte plastics van het schone afval gaan scheiden, om deze in te kunnen zamelen voor recycling doeleinden. Toekomstvisie Deze eerste initiatieven geven bij elkaar zo’n 18% CO2 reductie, daarmee zijn we er uiteraard nog lang niet. Zo kan er bijvoorbeeld gekeken gaan worden naar het verbruik van energie van de apparaturen en PC’s in het RLM en het papiergebruik, zodat we waar mogelijk verbruik kunnen reduceren. Bovenstaande inventarisatie bevat bovendien niet de uitstoot die gerelateerd is aan het reguleren van de binnentemperatuur en luchtstroom, het watergebruik, de reisbewegingen van personeel en transport, en de energie die benodigd is om alle laboratorium consumables te fabriceren. We zijn dus nog lang niet klaar, let’s reduce, reuse and recycle!

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=