Inf(ecti)oscoop RLM GGD ZHZ

Inf(ecti)oscoop 1 nr 19 Inf(ecti)oscoop met thema Zoönose • Toename van tekenbeetziekten • Non-toxigene Corynebacterium diphtheriae • Emerging disease – Westnijlvirus • Monkeypox • IP & ABR Zorgnetwerk Zuidwest-Nederland • Recent geïntroduceerde diagnostische testen in het RLM WINTER 2022-2023 nieuwsbrief over infectieziekten & public health Zoönosen zijn van alle tijden. Toch is de wereld nu kwetsbaarder voor zoönotische uitbraken dan vroeger, om te beginnen doordat mensen veel en ver reizen en infecties zich daardoor snel kunnen verspreiden. De hoge dichtheid van veehouderijen in Nederland en andere landen speelt eveneens een rol, ondanks de toegenomen maatregelen. Ook andere risicofactoren zijn in de afgelopen decennia toegenomen. Levende dieren worden veel vaker en over veel langere afstanden vervoerd. Binnen Europa betreft het vooral landbouwdieren. Wereldwijd gaat het om uiteenlopende soorten wilde en gehouden dieren, die tijdens het transport vaak met elkaar in contact kunnen komen. Diertransporten over langere afstand zijn onwenselijk omdat ze het herkomstgebied voor potentiële infecties vergroten en het besmettingsrisico wordt versterkt als dieren van verschillende regio’s en bedrijven worden gemengd. Buiten Europa is het risico met name groot op traditionele voedselmarkten waar levende dieren verhandeld worden. Ontbossing en andere veranderingen in landgebruik kunnen aanleiding geven tot een verhoogd zoönoserisico, onder meer doordat mensen in contact komen met dieren die ziektekiemen bij zich dragen. Een verstoring van het ecologisch evenwicht kan bijvoorbeeld leiden tot de opkomst van diersoorten die zich beter handhaven in de buurt van de mens en landbouw/huisdieren, zoals knaagdieren. Deze problematiek speelt met name in landen waar nog relatief ongerepte natuur bestaat, met nog onbekende ziektekiemen. In Nederland zou een zoönoserisico kunnen ontstaan bij landschapsveranderingen zoals overstroomgebieden en bij het teruggeven van gecultiveerde grond aan de natuur (rewilding). De invloed van klimaatverandering op het zoönoserisico in Nederland is moeilijk te bepalen, maar het is aannemelijk dat in de komende jaren (onder meer door klimaatverandering) de populaties van diverse vectoren hier zullen groeien. Ook kunnen door internationale handel vectoren en ziektekiemen van elders in Nederland worden geïmporteerd. Internationale reizen vormen eveneens een risicofactor. Mensen die besmet zijn met een (zoönotische) ziekteverwekker kunnen zich snel verplaatsen en ernstige infecties (opnieuw) in ons land introduceren. Het RLM en de GGD Zuid-Holland Zuid zijn daarom, naast het bestrijden van de huidige twee uitbraken, hard aan het werk om beter voorbereid te zijn op de volgende infectieziekten epidemie. Bron: Zoönosen in het vizier, Rapport van expertgroep zoönose, juni 2021 Voor u ligt de Inf(ecti)oscoop met thema Zoönose Een zoönose is een infectieziekte die van dier op mens kan overgaan of andersom. Mensen komen op diverse manieren in contact met dieren. Zo heeft 55% van de Nederlandse gezinnen één of meer huisdieren, heeft Nederland een hoge dichtheid aan voedselproducerende landbouwdieren en kunnen mensen in contact komen met dieren in het wild tijdens buitenactiviteiten. Grote zorgen zijn er wanneer een van oorsprong zoönotische ziekteverwekker ook van mens-tot-mens overdraagbaar wordt. Op dit moment zijn we in de ban van twee nieuwe zoönosen; SARS-CoV-2 (Corona; Covid-19) en het monkeypoxvirus (apenpokken). Voorwoord In deze Inf(ecti)oscoop wordt een aantal zoönotische infecties besproken. Wij wensen u veel leesplezier!

Inf(ecti)oscoop 2 Toename van tekenbeetziekten Uittreksel uit: “Tekenbeetziekten” door Ingrid Dijkgraaf, Nederlands Tijdschrift voor Medische Microbiologie 2021;29:nr. 3 Als bloedzuigende parasieten zorgen teken voor overlast, omdat ze verschillende infectieziekten kunnen overbrengen. In Nederland komen ongeveer 15 tekensoorten voor, waarvan drie tekensoorten ziekten kunnen overdragen: Ixodes ricinus (gewone teek, houtteek of schapenteek), Dermacentor reticularis (vlekkenteek) en Hyalomma marginatum (Middellandse Zeeteek), alle afkomstig uit de groep van de Ixodes-teken. Figuur 1. Stadia teken (eitjes niet afgebeeld) Bron: RIVM Figuur 2. Geografische verdeling per gemeente van het aantal diagnoses erythema migrans in Nederland, per 100.000 inwoners Bron: RIVM Teken hebben verschillende levensstadia: ei, larve, nimf en volwassen teek (man/vrouw, figuur 1). Voor de ontwikkeling naar het volgende levensstadium heeft een teek een bloedmaal nodig van een gastheer, mens of dier. Wanneer een teek toe is aan de volgende bloedmaaltijd, wacht hij op laaghangende struiken en grassprieten tot een gebruikelijke gastheer zoals een vogel, knaagdier, reptiel of egel passeert. De mens is daarbij een toevallige gastheer. Teken kunnen verschillende pathogenen zoals bacteriën, virussen en parasieten overbrengen en worden daarom ook wel vectoren genoemd. De tekensoorten Dermacentor reticularis en Hyalomma marginatum zijn vrij zeldzaam in Nederland en ziekten bij mensen ten gevolge van deze tekensoorten zijn in Nederland dan ook niet gemeld. Honden zijn vaak slachtoffer van Dermacentor reticularis. Deze staat bekend als overbrenger van Babesia canis, de verwekker van Babesiose. In Nederland zijn de afgelopen jaren enkele Hyalomma marginatum teken aangetroffen, hiervan bleek één teek besmet met Rickettsia aeschlimannii. Geen enkele teek testte positief op het Krim Congo hemorragische koortsvirus. Ixodes ricinus komt in Nederland veel vaker voor en is de vector van de Borrelia-bacterie en van het tekenencefalitisvirus. Borreliose In Nederland is Borreliose (lymeziekte) de bekendste en meest voorkomende tekenbeetziekte die veroorzaakt wordt door de Borreliabacterie, een spirocheet. Om van de ene op de andere gastheer over te gaan maakt Borrelia burgdorferi in Europa gebruik van de teek Ixodes ricinus. Borrelia kan overleven in een heel scala aan wilde dieren variërend van kleine knaagdieren tot vogels tot grotere zoogdieren. Gemiddeld is 1 op de 5 teken besmet met deze bacterie, waarbij uit landelijke data van het RIVM is gebleken dat slechts 1 op de 50 mensen na een tekenbeet ziek wordt. Het percentage besmette teken kan regionaal erg verschillen. Het ziekteverloop en de bijbehorende symptomen kunnen per patiënt sterk verschillen. In de NHG-Richtlijnen en de LCI Richtlijn Lymeziekte van het RIVM staat vermeld welk diagnostisch onderzoek (serologie en PCR) en welke behandeling zijn aangewezen voor Borreliose. De aantallen tekenbeten en diagnoses van Lymeziekte zijn in Nederland sterk toegenomen (figuur 2). De precieze oorzaak van deze stijging is onbekend, maar klimaatsverandering speelt waarschijnlijk een rol bij de toename van het aantal teken en zorgt ervoor dat teken langer actief zijn (www.tekenradar.nl). Tekenencefalitis Tekenencefalitis is een tekenziekte die pas sinds 2016 in Nederland voorkomt. Het is een hersen(vlies)ontsteking die veroorzaakt wordt door het tekenencefalitisvirus, ook wel tick-borne encephalitis virus (TBEV) genaamd. Tekenencefalitis is endemisch in Centraal- en Oost-Europa en in Zuid-Scandinavië; echter in Nederland komt het weinig voor omdat slechts 1 op de 1.500 Ixodes ricinus-teken met TBEV besmet is en besmetting vaak asymptomatisch of mild verloopt. Tot nu toe is TBEV alleen aangetroffen in teken op de Sallandse- en Utrechtse heuvelrug. In de LCI Richtlijn Tekenencefalitis staan handvatten voor diagnostisch onderzoek (serologie) voor TBEV beschreven. Er bestaat geen specifieke therapie. De behandeling richt zich op symptomen en is uitsluitend ondersteunend.

Inf(ecti)oscoop 3 Non-toxigene Corynebacterium diphtheriae Afbeelding 1: Huidulcus met Corynebacterium diphtheriae. Bron: Cassir et al, Cutaneous diphtheria: easy to be overlooked, International journal of infectious diseases, April 2015 Na een langdurig verblijf in Kaapverdië presenteerde een man met diabetes mellitus en perifeer arterieel vaatlijden in de voorgeschiedenis zich in verwaarloosde en ondervoede toestand op de spoedeisende hulp. Bijkomend was er onder andere sprake van een osteomyelitis van de calcaneus rechts en hallux links. Er waren meerdere diepe ulcera met gangreen te zien. Patiënt had bij presentatie géén respiratoire klachten. Patiënt was volledig gevaccineerd volgens het Rijksvaccinatieprogramma en had geen boosterdosis DTP ontvangen. In overleg met de arts-microbioloog werden kweken van de ulcera ingestuurd en werd na bacteriële groei door middel van MALDI-TOF Corynebacterium diphtheriae aangetoond. De stam werd opgestuurd naar het RIVM, waar door middel van PCR de aanwezigheid van het toxine-gen werd uitgesloten. Corynebacterium diphtheriae kan een krachtig exotoxine produceren. De zoönotische Corynebacterium ulcerans (runderen, paarden, honden, katten) en Corynebacterium pseudotuberculosis (geiten, schapen) kunnen dit echter ook. Na besmetting volgt asymptomatisch dragerschap of een infectie die kan variëren van een subklinisch beloop tot snel progressieve ziekte met fatale afloop. Afhankelijk van de lokalisatie onderscheidt men respiratoire (neus, keel, larynx) en cutane difterie. Niet-​ toxigene stammen van Corynebacterium diphtheriae en Corynebacterium ulcerans kunnen wel alle lokale ziekteverschijnselen veroorzaken, maar geven zeer zelden afwijkingen buiten het geïnfecteerde gebied zoals myocarditis, endocarditis, neuritis en acute tubulusnecrose. Meldingsplichtig Difterie valt onder de meldingsplichtige ziektegroep B1 wanneer de stam toxine produceert. Bij verdenking op respiratoire difterie met een toxigene stam moet voor de patiënt druppelisolatie ingesteld worden tot de uitslagen bekend zijn. Bij cutane difterie zonder keeldragerschap is alleen contactisolatie aangewezen en is het vooral van belang contact met de wond te vermijden. Vanwege de verdenking op een toxigene difterie bij deze patiënt werd de GGD telefonisch geïnformeerd. De GGD en de afdeling ziekenhuishygiëne waren, in afwachting van de PCR door het RIVM, ingeschakeld om alvast eventuele contacten te inventariseren. Patiënt werd in contactisolatie verpleegd. Toen bleek dat het toxine-gen afwezig was, werd het contactonderzoek afgebroken en de isolatie opgeheven. De kweken van onze patiënt lieten naast Corynebacterium diphtheriae ook Streptococcus pyogenes zien. Behandeling met ceftriaxon was al gestart voordat de kweekuitslagen bekend waren en op geleide van de gevoeligheidsbepaling werd de behandeling met clindamycine voortgezet. Aangezien het ging om een non-toxigene stam, werd keeldragerschap niet onderzocht. Hoewel het aantal aanvragen voor toxinebepaling beperkt is, ziet het IDS (Centrum Infectieonderzoek, Diagnostiek en laboratorium Surveillance) van het RIVM door de jaren heen een toenemend aantal aanvragen. Van 2001 tot 2019 betrof het 97 stammen (83 tussen 2011-​ 2018), waarvan 17 daadwerkelijk toxine-​ PCR-positief waren. Bij zeven stammen werd toxineproductie bevestigd. Bronnen LCI Richtlijn Difterie, RIVM, CDC Nontoxigenic Corynebacterium diphtheriae en Hofstra et al, NTMM 2019.

Inf(ecti)oscoop 4 Emerging disease – Westnijlvirus Met dank Fahim Mrabti, co-assistent GGD ZHZ Een infectieziekte die de komende jaren mogelijk een volgende epidemie kan geven in Nederland is westnijlkoorts, veroorzaakt door het westnijlvirus (WNV). Het WNV behoort tot de familie der Flaviviridae, genus Flavivirus. Het reservoir van dit virus bevindt zich voor zover dit bekend is in (trek)vogels. Vogels worden door muggen geïnfecteerd. Bij uitzondering worden zoogdieren (voornamelijk mensen en paarden) geïnfecteerd via zogenaamde ‘brugvectoren’, dit zijn muggen die naast vogels ook zoogdieren steken. Zoogdieren zijn dead end hosts: transmissie tussen zoogdieren door muggen vindt niet plaats. Overigens is er wel transmissie beschreven door bloedtransfusies, orgaantransplantaties, prikaccidenten, borstvoeding (zie figuur 1), evenals intra-uteriene verticale transmissie. Opvallend is dat paarden in het geval van dit virus kunnen fungeren als een zogenoemde sentinel (verklikker): als het virus plots voorkomt bij paarden in een niet-endemisch land, kan dat een teken zijn dat ook mensen via muggen geïnfecteerd kunnen worden. Overigens, in tegenstelling tot mensen is er voor paarden wel een vaccin beschikbaar. Ziektebeeld De incubatietijd van WNV bedraagt 2-14 dagen (meestal 2-6 dagen). Ongeveer 80% van de mensen ontwikkelt na infectie geen klachten. 19% ontwikkelt westnijlkoorts, een griepachtig beeld met over het algemeen plotseling opkomende koorts > 39 °C, hoofdpijn, spierpijn en gastro-intestinale klachten wat binnen een week weer verdwijnt. Ook treedt bij 25-50% huiduitslag en lymfadenopathie op. Bij ongeveer 1% van de patiënten ontstaan ernstige neurologische verschijnselen zoals encefalitis, meningitis of acute slappe verlamming. Na het doormaken van een infectie wordt er een blijvende immuniteit tegen WNV opgebouwd. Microbiologische diagnostiek Moleculaire technieken worden beperkt gebruikt in de diagnostiek naar WNV, omdat deze een lage pakkans hebben door de korte viremische fase met een lage virale load. Vanwege een afnemende sensitiviteit nadat symptomen ontstaan, is de gecombineerde inzet van zowel RT-PCR als serologische testen essentieel om infectie met WNV aan te tonen. Acute infectie is aan te tonen door detectie van IgM-antistoffen in serum of liquor. WNV-specifieke IgM-antistoffen zijn bij de meeste patiënten vanaf 3-8 dagen na aanvang van de koorts detecteerbaar en blijven dat doorgaans 30 tot 90 dagen na de eerste ziektedag. Kruisreactiesmet andere nauwverwante flavivirussen (zoals bijvoorbeeld het tekenencefalitisvirus) kunnen optreden waarbij rekening gehouden dient te worden met de deels overeenkomende ziektebeelden van deze flavivirussen en met de eventuele reisanamnese. Mensen die recent gevaccineerd zijn tegen gele koorts, Japanse encefalitis of tekenencefalitis kunnen positieve WNV-serologie hebben ten gevolge van kruisreagerende antilichamen. Vanwege deze kruisreacties worden uitslagen van positieve monsters indien geïndiceerd, bevestigd door middel van een virusneutralisatietest. Emerging disease? Meerdere voorwaarden voor vestiging van WNV in Nederland zijn al jarenlang aanwezig: er is een competente vector, de Culex pipiens (huissteekmug, de meest algemene muggensoort in Nederland), en er is een potentieel reservoir bestaande uit trekvogels. In Zuid-Europa zijn er de afgelopen 25 jaar al meerdere uitbraken van WNV geweest (met een piek in aantal besmettingen in 2018). Ook het gematigde klimaat in Nederland is geschikt voor WNV. Dit blijkt onder andere uit de grote uitbraak van WNV vanaf 1999 in de VS en de vaststelling van WNV in Duitsland in 2018. Sinds 2016 loopt er dan ook een surveillance programma voor WNV: dode en levende vogels worden op het virus onderzocht, door middel van een muggenradar wordt muggenactiviteit gemonitord, bloeddonoren worden serologisch gescreend en er is een humane- en veterinaire meldingsplicht ingesteld. Figuur 1: Overdracht van het westnijlvirus: tussen muggen en vogels en van muggen naar mens en paard

Inf(ecti)oscoop 5 Monkeypox Begin mei 2022 werd door de Br i tse gezondheidsautor i tei t melding gemaakt van een pat iënt met een monkeypoxinfect ie. Kor t daarop meldden de gezondheidsdiensten van Por tugal , Zweden, Spanje en de Massachusetts Depar tment of Publ ic Heal th in de Verenigde Staten infect ies met het monkeypoxvi rus. In Nederland werd op 19 mei de eerste pat iënt gemeld. Dat het monkeypoxvi rus - van or igine een zoönot ische infect ie – zich mani festeerde bi j personen zonder reisgeschiedenis naar Afr ika en zich verspreidde over meerdere landen waar het vi rus niet endemisch voorkwam werd niet eerder gezien. 1,2,3 Inmiddels is begin oktober 2022 bij 1.219 personen in Nederland en bij 68.998 personen wereldwijd (lidstaten WHO) een infectie met het monkeypoxvirus vastgesteld, zijn 26 personen overleden waarvan vijf binnen Europa, is het virus in Nederland op 21 mei 2022 aangemerkt als groep A meldingsplichtige ziekte en heeft op 23 juli 2022 de directeur-generaal van de WHO monkeypox aangemerkt als Public Health Emergency of International Concern. 2,3,5 Het virus verspreidt zich voornamelijk, maar niet uitsluitend, onder mannen die seks hebben met mannen via intiem contact zoals slijmvliescontact en direct contact met huidlaesies. Ook is overdracht via besmette materialen zoals kleding en beddengoed mogelijk. Overdracht van het virus kan daarnaast respiratoir plaatsvinden via druppelcontact, hoewel dit in de huidige uitbraak een ondergeschikte rol in de verspreiding lijkt te spelen. Het ziektebeloop is over het algemeen mild te noemen met herstel binnen twee tot vier weken. Symptomen kunnen starten met atypische klachten zoals koorts, hoofdpijn, malaise en/ of pijnlijke lymfadenopathie. Huidlaesies volgen enkele dagen daarna. De huidlaesies kunnen echter ook het eerste symptoom zijn waarmee patiënten zich presenteren. Daarnaast kunnen patiënten zich ook presenteren met proctitisklachten waarbij huidlaesies afwezig kunnen zijn. 2,3 Voor afbeeldingen van de monkeypoxlaesies verwijzen we naar het artikel van Thornhill et al., 2022 en de bijbehorende supplementary appendix (pag. 43). 4 Zoönotische infectie Het monkeypoxvirus is van origine een zoönotische infectie. Het monkeypoxvirus – verwant aan het pokkenvirus – werd voor het eerst ontdekt in 1958 bij Makaken in een onderzoekslaboratorium in Kopenhagen, na een uitbraak van ‘pokken’ onder de uit Afrika geïmporteerde dieren. 3,6 Het virus is in 1970 voor het eerst vastgesteld bij een mens in Congo D.R. kort nadat de regio pokkenvrij was verklaard. 3,6,7 In tegenstelling tot wat de naam van het virus doet vermoeden, vormen niet apen maar naar waarschijnlijkheid knaagdieren het grootste reservoir voor het virus. Welke knaagdiersoorten precies een rol spelen bij de verspreiding van het monkeypoxvirus is niet bekend. Het virus is onder andere aangetroffen bij eekhoorns, buidelratten, prairiehonden en muizen. 3,6,7 Er zijn twee clades te onderscheiden, namelijk clade I (Congo Basin clade) en clade II (West-Afrikaanse clade), waarbij clade I een hogere mortaliteit kent. 3 In het verleden kwam het sporadisch voor dat een monkeypoxinfectie werd vastgesteld bij mensen buiten Afrika. Deze besmettingen werden tot voor kort uitsluitend vastgesteld bij mensen met een recente reisgeschiedenis naar Centraal dan wel West-Afrika of bij mensen die (indirect) in aanraking waren geweest met geïmporteerde dieren uit Afrika. In 2003 werden, verspreid over zes verschillende staten in Amerika, 47 bevestigde en waarschijnlijke gevallen van monkeypoxinfecties bij mensen vastgesteld. Al deze mensen konden gelinkt worden aan geïnfecteerde prairiehondjes In 2020 zijn de eerste signalen ontvangen dat WNV ook in Nederland circuleert. Het begon met een grasmus welke in Utrecht gevangen was in augustus. Deze mus testte eerder dat jaar nog negatief, wat duidt op lokale transmissie. Daarna testten ook muggen positief. Hierop werden zorgprofessionals geïnformeerd en werd het surveillanceprogramma uitgebreid. Begin oktober werd de eerste patiënt gemeld met WNV en een encefalitis-beeld (zonder bron in het buitenland). Uiteindelijk zijn in 2020 acht patiënten gemeld: zes met een ziekenhuisopname en twee vanuit contactonderzoek, grotendeels rondom Utrecht. Aangezien slechts 1% van de patiënten met een WNV-besmetting een ernstig ziektebeeld ontwikkeld, zal het werkelijke aantal besmettingen waarschijnlijk veel hoger liggen. Opvallend genoeg zijn er in 2021 tot nu toe geen humane- of veterinaire meldingen, ondanks de uitgebreide Onehealth-surveillance. Hier is (nog) geen duidelijke verklaring voor. Bron https://lci.rivm.nl/richtlijnen/westnilevirusinfectie Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) Westnijlvirus in Nederland: Aanpak surveillance en respons 2021-2023. RIVM-briefrapport 2021-0152.

Inf(ecti)oscoop 6 die als huisdier werden gehouden. Deze prairiehonden bleken voorafgaand aan de verkoop besmet te zijn geraakt met het monkeypoxvirus doordat ze gehuisvest waren nabij geïnfecteerde zoogdieren uit Ghana. 6,7 In tegenstelling tot eerdere monkeypoxinfecties spelen dieren geen rol in de huidige uitbraak, maar vindt verspreiding rechtstreeks van mens op mens plaats. In augustus 2022 is daarbij voor het eerst melding gedaan van een besmetting van mens op dier in Frankrijk. 8 De onverwacht snelle mens op mens verspreiding van het monkeypoxvirus over een groot aantal landen zonder epidemiologische link doet vermoeden dat er al enige tijd onopgemerkte overdracht heeft plaatsgevonden van mens op mens. 5 Verloop van de uitbraak (op het moment van schrijven) Na een initieel snelle toename van het aantal monkeypoxbesmettingen in Nederland is sinds halverwege juli een dalende trend zichtbaar (zie figuur 1). 2 Over de afgelopen twee weken zijn slechts enkele nieuwe monkeypoxinfecties gemeld bij het RIVM. 9 Mogelijk wordt deze daling veroorzaakt door een combinatie van ingezette maatregelen en toenemende immuniteit van hoogrisicogroepen door doorgemaakte infectie of preventieve vaccinatie. 10 Daarnaast meldt deWHO een afname van 16,8% in het aantal meldingen, namelijk 3.046 meldingen in week 39 tegenover 3.662 meldingen in week 38. Daarbij werd de meerderheid van de nieuwe infecties over de afgelopen vier weken gemeld door Noord- en Zuid-Amerika (85%) en Europa (13%). Het verloop van de uitbraak wisselt echter per land. Zo is er over de afgelopen zeven dagen door 26 landen een toename in het aantal infecties gemeld, terwijl 38 landen geen nieuwe besmettingen hebben gemeld over de afgelopen drie weken. 5 Hoewel het aantal besmettingen in Nederland afneemt blijft alertheid geboden. In juli is in Nederland gestart met een vaccinatiecampagne waarbij circa 34.000 mensen in aanmerking komen voor preventieve vaccinatie tegen het monkeypoxvirus. Uitsluitend mensen die een verhoogd risico lopen op een infectie met het monkeypoxvirus komen in aanmerking voor de vaccinatie. Op het moment van schrijven zijn ruim 20.000 vaccinaties gezet. 2 Diagnostiek Bij patiënten waarbij monkeypox in de differentiaal diagnose staat, wordt geadviseerd om diagnostiek naar het monkeypoxvirus in te zetten en niet te wachten tot andere oorzaken zijn uitgesloten. Zie tevens voor de casusdefinitie die gehanteerd wordt de LCI richlijn Monkeypox. 3 Het advies is hierbij om bij een verdenking op monkeypox laagdrempelig met de GGD te overleggen alvorens diagnostiek in te zetten. Daarbij betreft monkeypox een meldingsplichtige ziekte groep A waarbij waarschijnlijke en bevestigde gevallen onverwijld gemeld dienen te worden bij de GGD. 3 Waar eerst diagnostiek uitsluitend ingezet kon worden bij het Erasmus MC en het RIVM is het sinds week 34 ook mogelijk om diagnostiek in te zetten via het Regionaal Laboratorium Medische Microbiologie (RLM). 11 Referenties 1 RIVM Signaleringsoverleg signaal 3773: Meerdere autochtone monkeypoxvirusinfecties onder MSM in het Verenigd Koninkrijk, Portugal, Spanje, Zweden en de Verenigde Staten – Buitenland. 2022. 2 RIVM. Monkeypox (apenpokken). https://www.rivm.nl/monkeypoxapenpokken. Bezocht op 5 oktober 2022. 3 RIVM. LCI richtlijn Monkeypox (apenpokken). https://lci.rivm.nl/ richtlijnen/monkeypox-apenpokken. Bezocht op 5 oktober 2022. 4 Thornhill JP, Barkati S, Walmsley S, et al. (2022). Monkeypox virus infection in humans across 16 countries: April-June 2022. N Engl J Med. 2022;387:679-691. 5 WHO. Monkeypox outbreak: Global Trends. https://worldhealthorg. shinyapps.io/mpx_global/. Bezocht op 5 oktober 2022. 6 Petersen E, Kantele A, Koopmans M, et al., Human Monkeypox: Epidemiologic and Clinical Characteristics, Diagnosis, and Prevention. Infectious Disease Clinics of North America. 2019;33(4):1027-1043. 7 CDC. Past U.S. Cases and Outbreaks.https://www.cdc.gov/ poxvirus/monkeypox/outbreak/us-outbreaks.html?CDC_AA_ refVal=https%3A%2F%2Fwww.cdc.gov%2Fpoxvirus%2Fmonkeypox %2Foutbreak.html. Bezocht op 5 oktober 2022. 8 Seang S, Burrel S, Tudesco E, et al., Evidence of human-to-dog transmission of monkeypox virus. The Lancet. 2022; 400(10353): 658-659. 9 RIVM. Epidemiologische situatie van Monkeypox in Nederland – GGD rapport. 3 oktober 2022. 10 E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Brief regering: stand van zaken apenpokken. https://www.tweedekamer. nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2022Z18081&did=20 22D38441. 11 RLM. Monkeypox (apenpokken). https://rlm-microbiologie.nl/ nieuws/monkeypox-apenpokken/. Bezocht op 5 oktober 2022. Meldingen van het aantal besmettingen met apenpokken van 27 april tot en met 6 oktober 2022 Bron: RIVM

Inf(ecti)oscoop 7 IP & ABR Zorgnetwerk Zuidwest-Nederland Relevante activiteiten in de regio Zuid-Holland Zuid Het Infectiepreventie (IP) & Antibioticaresistentie (ABR) Zorgnetwerk Zuidwest-Nederland is opgericht om regionaal antibioticaresistentie te voorkomen en verspreiding te bestrijden en is inmiddels ruim vijf jaar actief in de regio. Wij verbinden de GGD-regio’s Rotterdam-Rijnmond, Zuid-Holland Zuid en Zeeland met elkaar. Concreet werken wij in de regio Zuid-Holland Zuid intensief samen met zorgprofessionals van de GGD Zuid-Holland Zuid en het RLM. Vanuit deze organisaties werken onder andere artsen en deskundigen infectiepreventie mee aan de verschillende activiteiten van het zorgnetwerk voor de regio. Wat doen we? Onze activiteiten zijn gericht op het verbinden en ondersteunen van zorgaanbieders uit meerdere sectoren van de gezondheidszorg in het verbeteren van infectiepreventie, gepast antibioticagebruik en de aanpak van uitbraken. Een aantal van onze activiteiten lichten we uit: • Goed Gebruik Handschoenen (GGH) Bij dit project proberen wij verspreiding van micro-organismen via de handschoenen te bestrijden. Bijkomend effect is het tegengaan van onnodig gebruik van handschoenen, wat een bijdrage levert aan het duurzaamheidsbeleid. Op onze website is een toolkit beschikbaar met materialen om goed gebruik van handschoenen te bevorderen. • Scholingen over het belang van handhygiëne in de thuiszorg In de regio Zuid-Holland Zuid zijn meerdere e-learnings voor thuiszorgmedewerkers ontwikkeld, ‘Handhygiëne in de thuiszorg’ en ‘BRMO in de thuiszorg’. Beide modules behandelen belangrijke onderwerpen in de zorg en zijn interactief gemaakt door onder andere verschillende oefeningen, testen en quizvragen. Aansluitend op deze e-learnings organiseert de GGD Zuid-Holland Zuid in samenwerking met het zorgnetwerk ook fysieke scholingen voor thuiszorgmedewerkers. • Farmacotherapeutische overleggen (FTO’s) Wij faciliteren huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde in het organiseren van FTO’s over antibioticaresistentie en antibiotica allergie. Voor de huisartsen bieden wij het SABEL FTO aan en komt binnenkort het FTO voor antibiotica allergie beschikbaar. Voor specialisten ouderengeneeskunde zijn FTO’s beschikbaar over antibioticaresistentie en antibiotica allergie. • Project MAIL Met het project MAIL werken we aan het uniformeren van informatie over bijzonder resistentemicro-organismen (BRMO’s) naar patiënten. Daarbij is het belangrijk om de informatie begrijpelijk te maken voor alle patiënten, ook laaggeletterden. Het gaat hierbij om de brieven met kweekverzoeken die aan patiënten worden gestuurd wanneer ze betrokken zijn bij een contactonderzoek en om het bijbehorende foldermateriaal van zowel de 11 ziekenhuizen als de drie GGD’en in de regio. Stuurgroep en Regionaal Coördinatie Team (RCT)

Inf(ecti)oscoop 8 Test Pathogeen Monkeypox (apenpokken) PCR (op blaasjesuitstrijk, keeluitstrijk en anusuitstrijk) • Monkeypoxvirus Gecombineerde PCR voor: Mycoplasma genitalium PCR en Trichomonas vaginalis PCR (op first-void urine, vagina-, urethra- of cervix-uitstrijk) • Mycoplasma genitalium • Trichomonas vaginalis Recent geïntroduceerde diagnostische testen in het RLM De Inf(ecti)oscoop is een gezamenlijke uitgave van het Regionaal Laboratorium Medische Microbiologie Dordrecht/Gorinchem en de GGD Zuid-Holland Zuid (onderdeel van de Dienst Gezondheid & Jeugd ZHZ). Redactie Dr. L.M.L. Dix, AIOS medische microbiologie Dr. D.E. Foudraine, AIOS medische microbiologie Dr. E.G.W. Huijskens, arts-microbioloog Drs. M. de Jong, basisarts Infectieziektebestrijding Dr. B. Maraha, arts-microbioloog Dr. H.R.A. Streefkerk, arts-microbioloog Drs. R.I. Tjon-Kon-Fat, arts Infectieziektebestrijding Dr. J. Veenemans, arts-microbioloog Drs. P.A. Verspui, arts Maatschappij & Gezondheid, profiel Infectieziektebestrijding Oplage: 2.000 exemplaren Vormgeving De Bondt grafimedia communicatie bv Redactie-assistent Monique Koster, directiesecretaresse RLM Regionaal Laboratorium Medische Microbiologie Dordrecht/Gorinchem (RLM) Postbus 899, 3300 AW Dordrecht 078-6523164 www.rlm-microbiologie.nl RLM is werkzaam voor het Albert Schweitzer ziekenhuis en het Beatrixziekenhuis (RIVAS), en voor de 1e lijn en verpleeghuizen in de regio. GGD Zuid-Holland Zuid Afdeling infectieziektebestrijding Postbus 166, 3300 AD Dordrecht 078-7708500 www.ggdzhz.nl info@ggdzhz.nl GGD Zuid-Holland Zuid verzorgt de infectieziektebestrijding in de volgende gemeenten: Alblasserdam, Dordrecht, Gorinchem, HardinxveldGiessendam, Hendrik-Ido-Ambacht, Hoeksche Waard, Molenlanden, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht. Uitgaven van de Inf(ecti)oscoop zijn als pdfdocument te vinden op de website van het RLM: www.rlm-microbiologie.nl, Actueel - Inf(ecti)oscoop. colofon • Werkgroep MBO/HBO Het is van belang dat de basiskennis en -vaardigheden op het gebied van infectiepreventie op orde zijn wanneer studenten een stage- of werkplek voor het eerst betreden. Het doel van deze werkgroep is om de MBO/HBO opleidingen in de regio op niveau te krijgen in lijn met de verwachtingen van de regionale afdelingen infectiepreventie. Dit doen wij door gastlessen aan te bieden en zogenoemde “teach the teacher” lessen. Ook hebben wij een checklist ontwikkeld voor het praktijklokaal. De gastlessen zijn inmiddels ontwikkeld en zijn aan te vragen in fysieke- en digitale vorm. • Schone handen helpen Het belang van goede infectiepreventie in verpleeg- en verzorgingshuizen is door de COVID-19-pandemie nog duidelijker geworden. Goede handhygiëne gaat de verspreiding van (resistente) micro-organismen tegen en vermindert zorggerelateerde infecties. Daarom zijn we gestart met het project ‘Schone handen helpen’. Met een door het zorgnetwerk ontwikkelde nulmeting bepalen we welke aanpak het beste past bij de locatie. Daarnaast bieden we de locaties ondersteuning bij mogelijke acties om de naleving van handhygiëne te bevorderen. Wil je meer informatie over een van onze activiteiten en/of wil je jezelf aanmelden? Je vindt alles terug op onze website www.abrzorgnetwerkzwn.nl Koers Vanuit het ministerie van VWS is besloten om de huidige subsidieperiode te verlengen tot en met december 2023, per januari 2024 wordt overgegaan op structurele financiering waarbij het bestaan van het Zorgnetwerk geborgd is. In de afgelopen maanden hebben wij tijdens verschillende sessies in de regio ideeën opgehaald om de koers op de korte- en lange termijn te bepalen. Heb je een idee voor het IP&ABR zorgnetwerk? Mail ons op abr.zwn@erasmusmc.nl

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=