Erasmus MC

HET ZIT ZÓ HET ZIT ZÓ ‘WE VINDEN MUTATIES DIE MET DNAONDERZOEK VERBORGEN BLIJVEN’ Dat Milou en Jeroen een definitieve diagnose kregen, is voor een groot deel te danken aan een team van de afdeling Klinische Genetica. Onder leiding van universitair hoofddocent Tjakko van Ham ontwikkelde het team een nieuwe techniek om de oorzaak van zeldzame genetische aandoeningen op te sporen. Dergelijke innovatie is hard nodig, vertelt Tjakko, want bij ongeveer de helft van de mensen met een zeldzame ziekte levert standaard DNA-onderzoek geen diagnose op. ‘Dat is vervelend want een diagnose betekent vaak een einde aan jarenlange onzekerheid. Ook is het meestal het startpunt voor gerichte behandeling, geeft het duidelijkheid over de gevolgen voor een eventuele kinderwens en een inkijkje in hoe de ziekte zal verlopen.’ De techniek die Tjakko en zijn team gebruikten voor Milou en Jeroen is mRNA-sequencing. Hierbij wordt niet het DNA, maar het zogeheten messenger-RNA (mRNA) in kaart gebracht. mRNA bevat de instructie om een eiwit te maken. Die instructie wordt afgelezen vanaf het DNA. Het mRNA is daarmee een soort tussenstadium tussen DNA en eiwit. mRNA-onderzoek levert vaak nieuwe informatie op, legt Tjakko uit. ‘Bij diagnostiek op DNA wordt meestal alleen gekeken naar de stukken DNA die nodig zijn om het eiwit te maken. Maar veranderingen in de genetische code buiten die stukken kunnen ook ziekmakend zijn. Door naar mRNA in plaats van het DNA te kijken, krijgen we dit in beeld. We vinden mutaties die met onderzoek in DNA verborgen blijven of niet worden herkend. Daar zit de belangrijkste winst.’ Met mRNA-analyse werd in het Erasmus MC al voor ruim honderd patiënten een diagnose gevonden. Het gaat om allerlei genetische aandoeningen, waaronder lysosomale stapelingsziekten, autisme, zeer ernstige aangeboren afwijkingen die leiden tot vroege afbreking van de zwangerschap en verschillende tumorsyndromen zoals neurofibromatose. Elke diagnose is ook voor Tjakko en zijn collega’s waardevol. ‘Als laboratorium leren we van elke patiënt. Elke keer als we iets vinden, weten we: dit is niet de laatste keer. Dan gaan we het vaker zien, omdat we patronen gaan herkennen. Het geeft veel voldoening als wij - na allerlei testen - vinden wat er écht aan de hand is.’ mRNA-diagnostiek op de rails krijgen was een team effort, vertelt Tjakko. ‘We hadden het geluk dat we de juiste mensen op het juiste moment bij elkaar hadden: collega’s uit de kliniek, diagnostiek, bio-informatica en uit het onderzoek.’ Maar het kan nog altijd beter, vertelt hij. Van artsen krijgen we constant de vraag: denk je dat het bij deze patiënt zin heeft om mRNA-onderzoek te doen? Inmiddels hebben we het mRNA van enkele honderden patiënten onderzocht en met die informatie kunnen we die vraag steeds beter beantwoorden.’ < TJAKKO VAN HAM 26

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=