Samen stapsgewijs naar een CO2-neutraal Borne 34 5.6 Welke techniek voor welke woning? Het is duidelijk dat er veel verschillende technieken en bronnen zijn. De eerste stap in de warmtetransitie is om te bepalen welke techniek en warmtebron het meest geschikt en voordeligste zijn voor een bepaald gebied/type woning. Hierbij zijn 4 punten van belang: 1. Woningtype – aspecten als hoogbouw/laagbouw en de woningdichtheid bepalen of een individuele of collectieve techniek voor de hand ligt. 2. Bouwjaar en isolatiegraad – het bouwjaar van een woning geeft vaak inzicht in de mate van isolatie en daarmee de geschiktheid voor HT, MT of LT. Energielabels helpen daar deels bij. Energielabels geven een indicatie wat de isolatiewaarde is. Echter is niet van alle woningen in Nederland het energielabel bekend. 3. Beschikbare technieken – er moet gekeken worden welke bronnen er in de omgeving beschikbaar zijn. Zo is de potentie voor warmte uit oppervlaktewater sterk afhankelijk van de aanwezige hoeveelheid oppervlaktewater en stroomsnelheid en verschilt per gebied de mogelijkheid voor diepe geothermie. 4. Techniek en marktrijpheid – nog niet elke techniek is financieel haalbaar of marktrijp. Zo is geothermie vaak pas financieel haalbaar vanaf een groot aantal aan te sluiten huishoudens. In figuur 15 staat hoe deze vier punten samen tot de keuze leiden voor de meest geschikte techniek voor een woning of gebied. In de praktijk zal vaak een combinatie van verschillende technieken nodig zijn in een gebied. Omdat de meeste bronnen vooral in de zomer warmte leveren, wordt warmte-opslag in de bodem cruciaal. In de wijkuitvoeringsplannen wordt dit gedetailleerd onderzocht en uitgewerkt. Meer informatie over technieken en bouwjaren staat in bijlage 3. In het proces zijn daarnaast de modellen van CEGOIA en Vesta MAIS gebruikt als informatiebron om de laagst maatschappelijke kosten mee te wegen in de techniekkeuze. Beide modellen berekenen de kosten van duurzame warmteopties. Ze houden onder andere rekening met de kosten voor distributie en productie, maar ook de CO2-besparing en de kosten voor de eindgebruiker. Dit doen ze op buurtniveau, waarbij de specifieke kenmerken van een buurt worden meegenomen, zoals het isolatieniveau en de dichtheid van de bebouwing en de afstand tot een mogelijke warmtebron. De modellen laten op buurtniveau zien wat op basis van de huidige informatie de duurzame warmteoptie is met de laagste kosten. Figuur 15: Keuzemodel meest geschikte techniek
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=