Precario Geertruidenberg Brabant Water en de gemeente Geertruidenberg zijn de afgelopen jaren verwikkeld geweest in een juridische procedure. Deze procedure had betrekking op de door de gemeente opgelegde precarioaanslagen 2017 t/m 2021. Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft in 2023 in hoger beroep geoordeeld dat het opleggen van de precarioaanslagen 2017 t/m 2021 rechtmatig is en dat Brabant Water deze aanslagen derhalve dient te voldoen. Brabant Water zal deze kosten vanaf 2025 over een periode van 5 jaren middels een opslag op het vastrechttarief op de voorschotnota’s bij de inwoners van de gemeente Geertruidenberg in rekening brengen. Voorzieningen In 2023 is het totale voorzieningenniveau per saldo gestegen met 17,6 miljoen euro. Deze stijging komt grotendeels voor rekening van reguliere dotaties aan de verschillende voorzieningen. Treasury Brabant Water NV heeft in 2023 een negatieve kasstroom gerealiseerd. Deze is veroorzaakt door de toenemende investeringen (zie financieel beleid). Het tarief over 2023 was onvoldoende om de stijgende investeringsuitgaven te compenseren. De gelden, die niet direct noodzakelijk waren voor operationele activiteiten danwel financieren van investeringen, zijn belegd conform de richtlijnen van het Financieel Statuut van Brabant Water NV. Dit statuut voorziet in een risicomijdend beleggingsbeleid waarbij aangesloten is bij bepalingen uit de Wet Financiering Decentrale Overheden. In 2023 zijn alle lopende deposito’s vrijgevallen. Gezien de forse uitbreiding van de investeringen, zal in 2024 gebruik gemaakt gaan worden van de in 2022 afgesloten financieringsfaciliteit bij de Europese Investeringsbank (EIB). Dit jaar is Brabant Water NV, vanuit een aanbestedingstraject, overgegaan naar een nieuwe huisbankier. Toegestane vermogenskosten (WACC) en solvabiliteit Met de invoering van de Drinkwaterwet zijn met ingang van 2012 wettelijke eisen gesteld aan de toegestane hoogte van de vermogenskosten die betrekking hebben op drinkwateractiviteiten. Vermogenskosten zijn gedefinieerd als de kosten van eigen en vreemd vermogen. De kosten van vreemd vermogen zijn de rentelasten over de afgesloten leningenportefeuille; de kosten van eigen vermogen zijn gelijk aan het gerealiseerde resultaat. Voor de jaren 2022 tot en met 2024 zijn de vermogenskosten (WACC) gemaximeerd op 2,95% van het balanstotaal verminderd met de liquide middelen. Jaarlijks vindt aan de hand van de jaarrekening en na correctie voor niet-drinkwateractiviteiten door de Minister van I&M toetsing plaats of aan deze wettelijke eis is voldaan. Aan de hand van de voorliggende jaarrekening kan – na eliminatie van de niet-drinkwateractiviteiten – een WACC berekend worden van ongeveer 0,7%. Brabant Water NV blijft daarmee ruim binnen de voor 2023 wettelijk toegestane WACC. Naar verwachting zullen ook in 2024 de gerealiseerde vermogenskosten onder het maximum blijven. In de Drinkwaterwet is tevens vastgelegd dat de toegestane solvabiliteit een maximum kent van 70%. Hiervan kan (tijdelijk) afgeweken worden als een individueel bedrijf toekomstige verplichtingen kent waardoor een hoger maximum gerechtvaardigd is. Op grond van de enkelvoudige balans (de Drinkwaterwet reguleert namelijk uitsluitend drinkwateractiviteiten) kan de solvabiliteit per einde boekjaar berekend worden op 53,1%, dus ruim binnen het toegestane maximum. In de Drinkwaterwet wordt de maximumsolvabiliteit gereguleerd. Financieel beleidsmatig minstens zo relevant is de vraag naar de te hanteren minimumsolvabiliteit. Deze is op de Algemene Vergadering van aandeelhouders vastgesteld op 50%. Hoewel de solvabiliteit ten opzichte van 2022 licht is gedaald wordt aan dit streven voldaan. Vennootschapsbelasting Vanaf 1 januari 2016 is Brabant Water NV vennootschapsbelastingplichtig. Voor de wettelijke drinkwatertaken geldt een vrijstelling van vennootschapsbelasting op grond van artikel 8f lid 1 sub b Wet Vpb 1969. Dit betreft het merendeel van de activiteiten van Brabant Water NV. Activiteiten waar wel vennootschapsbelasting over betaald moet worden zijn onder andere de dienstverlening aan derden (beheer terreinleidingen van bijvoorbeeld recreatieparken), verhuur van (voormalige) dienstwoningen, verpachting van grond en de verkoop van reststoffen. Naast de vrijstelling voor drinkwateractiviteiten heeft de Belastingdienst in 2018 een vrijstelling toegekend voor vrijwel alle diensten verleend aan HydroCare BV (verhuur van onroerend goed is uitgezonderd). Over 2023 moet over de niet vrijgestelde activiteiten door Brabant Water NV 0,1 miljoen euro vennootschapsbelasting worden betaald.
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=