75 74 Jeugd- en gezinsprofessional, Jeugd- en gezinswerker, Medewerker jeugd, Ouder- en kindadviseur, Procesregisseur, Raadsonderzoeker, Screener, Scheidingsmakelaar, Sociaal makelaar, T-shaped professional, Wijkcoach, Wijkprofessional, Wijkteammedewerker, Zorgregisseur jeugd. Al deze mensen zijn opgeleid als hulpverlener, worden betaald volgens een CAO voor hulpverleners, moeten als het om de Jeugdwet gaat geregistreerd zijn bij de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ) en krijgen vervolgens de opdracht: ‘verleen géén Hulp! Je bent regisseur!’ Wanneer een lokaal team is opgezet met (verschillende typen) regisseurs krijgen deze medewerkers te maken met de regisseurs van Veilig Thuis, regisseurs van de gecertificeerde instelling en onderzoekers van de Raad voor de Kinderbescherming. Ook al deze mensen hebben als opdracht: ‘verleen géén hulp’. Veilig Thuis doet triage en onderzoek en zet dan zo nodig hulp of een andere interventie in gang, waarbij Veilig Thuis niet zelf hulp verleent. Voor de gecertificeerde instelling staat het verbod om hulp te verlenen zelfs in de Jeugdwet (artikel 3.2 lid 2): “Een gecertificeerde instelling biedt geen jeugdhulp aan.” In onze opvatting is de wildgroei van regisseurs één van de oorzaken van de problemen in het sociaal domein. Het leger regisseurs kost veel geld én schaarse beroepskrachten. De inwoner krijgt te maken met een lopende-band-systeem in plaats van met een mevrouw of meneer die vraagt: ‘wat kan ik voor u doen?’ De ene regisseur gaat met de andere regisseur strijden over wie het voor het zeggen heeft, over hoe de keten-afspraken moeten worden uitgelegd en naar wie de verantwoordelijkheid voor ‘de veiligheid’ kan worden doorgeschoven. Deze nadelen komen voort uit een specifiek beeld dat beleidsmakers hebben van ‘hulpverlening’. In onze opvatting zijn hulpverlening en sociaal werk begrippen die verwijzen naar een breed spectrum aan activiteiten. De hulpverlener is een beroepskracht die bij verschillende instanties kan werken. Inwoners krijgen te maken met hulpverleners met verschillende posities en bevoegdheden. Uiteraard moet het voor de inwoners altijd duidelijk zijn of ze te maken hebben met een vrijgevestigde hulpverlener, een medewerker van een lokaal team dat namens de gemeente werkt of een medewerker van een instantie met specifieke bevoegdheden zoals Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming of de gecertificeerde instelling. Dat kan door steeds helder te communiceren over die positie. Een hulpverlener van het lokale team verenigt precies die twee elementen: zij is een hulpverlener en zij is een vertegenwoordiger van het college van B&W. Met deze pragmatische opvatting van hulpverlening is er een flexibele grens tussen de hulp die het lokale team zelf verleent en een verwijzing naar specialistische jeugdhulp. Die grens wordt bepaald door de deskundigheid van de medewerkers van het lokale team, de wensen en voorkeuren van de gezinsleden, de capaciteit van het lokale team (omvang formatie) en de beschikbaarheid van zorgaanbieders. Het is enigszins vergelijkbaar met een huisarts. Een huisarts zoekt het juiste midden tussen zelf klachten behandelen en het inschakelen van specialisten. Bij vragen van patiënten waar medische richtlijnen geen uitsluitsel geven over wel of niet verwijzen verschilt het verwijzingsgedrag per huisarts. Kan iemand zich voorstellen dat de overheid gaat voorschrijven dat de huisarts géén hulp mag verlenen? 3.4.2 Verwijzen en volgen Bij de decentralisaties van 2015 was de gedachte dat het lokale team voor de inwoner de centrale contactpersoon zou blijven, ook na het inschakelen van specialistische zorg. Het zou meer moeten
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=