64 65 op het gedrag van het kind. Of zowel op het kind als op de ouders. In het voorbeeld van de vrouw die hoopt dat het lokale team iets kan doen aan de verslaving van haar man is vraagverkenning om verschillende redenen extra belangrijk. De wens van de vrouw dat het lokale team het gedrag van haar man zal veranderen is menselijk gezien begrijpelijk, maar is uiteraard onmogelijk. Achter deze vraag kán een ernstig bedreigende situatie voor de kinderen, de vrouw en eventueel ook de man schuilgaan. De jeugd- en gezinswerker staat dus voor de opgave om én de vrouw te helpen inzien dat er voor verandering van het gedrag van de man actie van de man zelf nodig is, én om in het gesprek zoveel verbinding met de vrouw te creëren dat verdere verkenning van de situatie in het gezin mogelijk wordt. Vraagverkenning is het gesprek van de medewerker met de gezinsleden over welke problemen zij ervaren, welke factoren daar achter liggen en welke mogelijkheden de gezinsleden zelf hebben om het gewone leven te herstellen. Vraagverkenning is een vak. De medewerker moet soms vragen stellen over de hele breedte van het leven, maar er komen ook inwoners met een gerichte vraag waar direct een gericht antwoord op gegeven kan worden. In dat geval is het nutteloos en weinig klantvriendelijk om een hele vragenlijst over alle levensterreinen af te nemen. Het gaat om het stellen van de juiste vragen, afgestemd op dit unieke gezin. Door het stellen van de juiste vragen verandert soms het inzicht van de gezinsleden en dat is reeds een interventie op zichzelf. Voorbeeld. Een moeder wendt zich tot het lokale team met een vraag voor verwijzing naar de GGZjeugd. De moeder vertelt dat haar kind ADHD heeft en dat ze wil dat er een officiële diagnose gesteld wordt. Op de vraag hoe de moeder weet dat haar kind ADHD heeft, antwoordt ze dat ze dat gehoord heeft van een kennis die verstand heeft van ADHD en die het kind heeft gezien. Daarna zijn de ouders op internet gaan zoeken en de informatie op diverse websites heeft hun vermoeden bevestigd. Daarop vraagt de medewerker de moeder om na te denken over de voordelen én de nadelen van een officiële diagnose. Dat een officiële diagnose ook nadelen kan hebben (een label kan bevestigend werken, het kan een rol spelen bij latere schoolkeuzes) hebben de ouders zich nog helemaal niet gerealiseerd. Vervolgens gaat de medewerker in op de vraag wie er nu in het dagelijks leven last heeft van de mogelijke ‘aandoening’ van het kind en wat de ouders, het kind en anderen, bijvoorbeeld de school, kunnen doen om beter met het gedrag om te gaan. De medewerker adviseert de ouders om de vraag: ‘wat heeft mijn kind?’ te vervangen door: ‘wie is mijn kind?’ Na twee gesprekken vinden de ouders en het kind dat een verwijzing naar de GGZ-Jeugd op dit moment niet nodig is. Ze gaan aan de slag met hun nieuwe inzichten en met tips en oefeningen. De medewerker zegt dat ze altijd terug kunnen komen als dat nodig zou blijken te zijn. In dit voorbeeld zijn vraagverkenning en interventie één geheel. In het klassieke medische model is er eerst de diagnose. Als de arts heeft vastgesteld wat het onderliggende probleem is, wordt de best passende behandeling gekozen en dan begint pas de interventie. Dit model is ook relevant voor sommige vragen waarmee inwoners bij het lokale team komen, maar in veel gevallen is het beter om het verkennen van het probleem en interventies zoals het voorstellen van een andere manier om tegen de situatie aan te kijken (reframen) in één gesprek te doen. ‘Diagnose’ en ‘behandeling’ lopen door elkaar. De vragen die nodig zijn om de vraag te verkennen hebben effect op het gezin en de interventies om iets te veranderen geven weer inzicht in de patronen in het gezin. Oftewel: ‘als je een gezin wilt leren kennen, probeer het dan eens te veranderen17’ 17 Uitspraak van de Amerikaanse gezinstherapeut Jay Haley.
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=