55 54 professioneel oordeel vormen. In dat gezamenlijke oordeel blijven wel verschillende nuances bestaan. De ene beroepskracht zou misschien liever nog even wachten met een interventie, de ander had een lichte voorkeur om een interventie sneller in te zetten. De ene medewerker heeft vertrouwen in de oplossingen die het gezin voorstelt, de ander vindt dat het een kans moet krijgen, maar vreest dat die oplossing niet duurzaam zal zijn. Etc. Maar ondanks deze verschillen komt er een gezamenlijk gedragen lijn. Omdat de perspectieven van de gezinsleden zelf een voorname plaats hebben, is deze lijn – met mitsen en maren – ook de lijn van de gezinsleden. Dit is geen 100% consensus en dat hoeft ook niet of is zelfs niet wenselijk. Vanwege de onzekerheden en de meerduidigheid is het goed dat iedereen alert blijft en dat twijfels ook een plaats houden. Met deze marges lukt het wel om tot een gezamenlijk gedragen lijn te komen. Meestal. Gescheiden beslissingen Beslissingen die genomen worden op basis van bevoegdheden zijn geen kwestie van ‘samen beslissen’. De Raad voor de Kinderbescherming besluit niet ‘samen met het lokale team’ of ‘samen met de ouders’ om een rekest bij de rechter in te dienen en de rechter besluit niet ‘samen met de Raad’ dat er een maatregel komt. Om deze reden gebruiken we wel de term ‘gezamenlijke oordeelsvorming’, maar niet ‘samen beslissen’. Liever spreken we over ‘professioneel gebruik van bevoegdheden’. Bij een beslissing worden de posities van anderen uiteraard wel gebruikt ter onderbouwing. De Raad besluit om een rekest in te dienen, mede op basis van de informatie van het lokale team. De rechter neemt een beslissing mede op het advies van de Raad. Maar de verantwoordelijkheden voor de beslissingen blijven waar ze formeel liggen. Afspraken voor het omgaan met verschil van mening Indien alle betrokkenen het eens zijn over wat er moet gebeuren zullen de formele beslissingen in de lijn van de consensus liggen. Zelfs dan kan het gebeuren dat er in een gezamenlijk gesprek een lijn wordt afgesproken - bijvoorbeeld: de Raad voor de Kinderbescherming gaat een onderzoek doen – waar enige tijd later door een instantie toch van wordt afgeweken. Dat kan bijvoorbeeld omdat er iets onverwachts gebeurt. Er moet dus altijd ruimte blijven voor de eigen afweging van instanties. Maar wat nu indien er geen consensus wordt bereikt tussen de instanties over wat er moet gebeuren? Het lokale team vindt bijvoorbeeld dat er een OTS moet komen, maar de Raad voor de Kinderbescherming ziet geen grond om een rekest in te dienen? Of andersom: het lokale team denkt dat een maatregel niet zal helpen en zelfs schadelijk zal zijn voor het gezin en uiteindelijk ook voor het kind, maar de Raad vindt een maatregel wel nodig? Enzovoorts in allerlei varianten. Voor het omgaan met verschillen in waarneming, informatie, weging en conclusies hebben de deelnemers van Bescherming in beweging de volgende regels afgesproken: De medewerkers van de verschillende instanties streven in iedere casus met elkaar, met de gezinsleden en met de (verontruste) omstanders (melders, familie, etc.) naar gezamenlijke oordeelsvorming en naar een gezamenlijk gedragen aanpak. Iedere instantie blijft verantwoordelijk voor beslissingen op basis van de eigen bevoegdheden. Indien er geen consensus bereikt wordt, neemt iedere instantie de beslissingen op basis van de eigen bevoegdheden en de eigen oordeelsvorming. Als voldoende is ingezet op gezamenlijke oordeelsvorming is verschil van inzicht een gegeven dat er kan en mag zijn en dat hoort bij de intensieve samenwerking. Zo mogelijk volgen de betrokken beroepskrachten het verloop van de casus nadat er een beslissing is genomen, met als doel om gezamenlijk te leren van wat er gebeurt. 1 2 3 4 5
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=