Bescherming in beweging Utrecht-West

127 126 nadere actie ingezet op het voorkómen van uithuisplaatsing, met specifieke aandacht voor uithuisplaatsing in een crisis, en er wordt extra ingezet op het versneld terug naar huis of naar een plek in de samenleving te brengen van jeugdigen die uithuisgeplaatst zijn. Hierbij richt de aandacht zich niet in de eerste plaats op kinderen die in een perspectief biedend pleeggezin wonen. Het uitgangspunt is dat deze kinderen op een goede plek zitten. Alleen wanneer er signalen zijn dat het niet of niet meer in het belang van het kind is om daar te blijven wonen moet worden ingezet op een nieuw perspectief. In Bescherming in beweging wordt niet gestreefd naar ‘0 uithuisplaatsingen’. Dat is weliswaar een mooi ideaal in een ideale wereld, waarin kinderen niet worden mishandeld, maar de realiteit is dat kinderen om uiteenlopende redenen feitelijk niet thuis blijven wonen of vanwege ernstige bedreiging van hun veiligheid of ontwikkeling niet thuis kunnen blijven. Als praktische beweging vinden we dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen een abstract en verder weg liggende ideaal (0 uithuisplaatsingen) enerzijds en realistische verwachtingen anderzijds. We moeten, kunnen en willen niet beloven dat het mogelijk is om in de te voorziene toekomst alle kinderen te beschermen zonder uithuisplaatsingen. Als het kind niet thuis kan wonen, dan streeft Bescherming in beweging ernaar dat het kind ‘zo thuis mogelijk’ opgroeit. Dat wil zeggen dat er een voorkeur is voor vrijwillige hulp, in een gezin in het netwerk of in een ander gezin, met behoud van zoveel mogelijk contact met de eigen ouders. Als een kind in een tehuis of behandelinstituut moet wonen, dan is het doel om dit zo kort mogelijk te laten duren. Het is de ervaring van de deelnemers in Bescherming in beweging dat er in de praktijk regelmatig ‘systeemfactoren’ zijn waardoor een kind langer dan voor behandeling noodzakelijk is in een instelling verblijft. Dergelijke systeemfactoren zijn bijvoorbeeld: Het kind kan terug naar huis, maar wacht nog totdat er een school is gevonden. Waarschijnlijk kan het kind terug naar huis, maar de gezinsvoogd moet hierover nog een beslissing nemen. De gezinsvoogd moet dit bespreken in het multidisciplinair overleg. De gecertificeerde instelling heeft het voornemen van thuisplaatsing voorgelegd aan de Raad voor de Kinderbescherming in het kader van de toetsende taak van de Raad en daar moet op gewacht worden. Enzovoorts. Dergelijke systeem-vertragingen kunnen maanden duren, in sommige gevallen tot een half jaar of langer. Dit punt is een prioriteit vanuit de visie van Bescherming in beweging: op de dag dat het vanuit (de behandeling van) het kind gezien niet meer noodzakelijk is dat het kind in een instelling verblijft, moet met de hoogst mogelijke urgentie gewerkt worden aan een duurzaam perspectief voor het kind thuis of ‘zo thuis mogelijk’. Iedere dag dat het kind nog in de instelling verblijft is schadelijk voor het kind. En duur voor de gemeente. 7.3 Resultaten in 2022 en 2023 en actiepunten 2024 7.3.1 Resultaten in 2022 en 2023 Het hierboven genoemde onderzoek naar Uithuisplaatsingen is een van de resultaten van Bescherming in beweging in 2022 en 2023. Het onderwerp terugdringen uithuisplaatsingen is besproken in alle lokale teams en er zijn aanbevelingen geformuleerd door de werkgroep Terugdringen Uithuisplaatsingen. Een aantal actuele casussen zijn besproken in het overleg van gedragsdeskundigen.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=