Bescherming in beweging Utrecht-West

124 125 7.1 Bestaande praktijk Terugdringen uithuisplaatsing is een constante wens van beleidsmakers in de geschiedenis van jeugdzorg en jeugdbescherming en is één van de doelen van de overheid bij de decentralisaties van 2015. Terugdringen uithuisplaatsingen was ook in de regio’s Utrecht-West en Utrecht Stad al vanaf 2015 een wens. In de herfst van 2021 kregen uithuisplaatsingen landelijk extra aandacht door berichtgeving dat onevenredig veel kinderen van slachtoffers van de toeslagenaffaire uithuisgeplaatst waren. Het thema werd in Bescherming in beweging opgenomen als één van de acties voor de jaren 2022 en 2023. Uit de gegevens van de lokale teams en de gemeenten en uit de gesprekken in werkgroepen van Bescherming in beweging kwam naar voren dat de noemer uithuisplaatsing voor verschillende situaties werd gebruikt. Het lukte niet goed om een helder en gedifferentieerd beeld te krijgen van de bestaande praktijk. Daarom is in mei 2022 besloten om een extern onderzoek te laten uitvoeren in het kader van de proeftuin. De opdrachtgevers voor dit onderzoek waren de beide delen van de proeftuin Utrecht Stad en UtrechtWest samen. De opdracht was om door middel van literatuur en cijfers, dossieranalyse en gesprekken in kaart te brengen welke verschillende interventies vallen onder de noemer uithuisplaatsing, welke typen uithuisplaatsing relatief veel worden ingezet en welke vormen van uithuisplaatsing zouden moeten worden teruggedrongen. Het onderzoek kwam in mei 2023 gereed. Volgens de cijferanalyse in het onderzoek lag het aantal uithuisplaatsingen in Utrecht-West ongeveer op het landelijk gemiddelde. In Utrecht Stad waren naar verhouding minder uithuisplaatsingen, rond de helft van het landelijk gemiddelde. Het onderzoek bevestigde dat de noemer uithuisplaatsing verschillende interventies omvat. Voor ongeveer de helft van alle kinderen die met jeugdhulp ergens anders gaan wonen is dit gedwongen: er is een OTS en een machtiging uithuisplaatsing, of er is voogdij bij de gecertificeerde instelling en deze instelling plaatst de jeugdige. De andere helft betreft vrijwillige plaatsing. Een kind wordt voor behandeling opgenomen in een jeugdhulp- en GGZinstelling; een kind gaat bij familie wonen en de familie wordt officieel pleeggezin; een jongere gaat na problemen thuis naar een vorm van begeleide kamerbewoning, etc. Van de kinderen die gedwongen uit huis geplaatst zijn, verblijft meer dan de helft in een pleeggezin of gezinshuis, vaak met het perspectief om in dat gezin verder op te groeien. Daarmee verschilt de opvoedsituatie van deze jeugdigen sterk van de jeugdigen die gedwongen zijn geplaatst in een tehuis of in de gesloten jeugdhulp, of verschillende malen worden overgeplaatst. Uit het onderzoek kwam verder naar voren, dat jeugdigen relatief vaak uithuisgeplaatst worden in een crisis en dat er geen duidelijk overkoepelend beleid is ten aanzien van uithuisplaatsing of terugplaatsing. 7.2 Veranderwensen Het algemene doel om minder kinderen uit huis te plaatsen in Utrecht-West is in Bescherming in beweging aangescherpt. Het doel is om het aantal uithuisgeplaatste kinderen omlaag te brengen naar het niveau van Utrecht-Stad. Om dit te bereiken wordt

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=