119 118 6.1 Bestaande praktijk Een ondertoezichtstelling wordt uitgevoerd door een gecertificeerde instelling. De gecertificeerde instelling voert de maatregel uit op basis van de wet (Burgerlijk Wetboek, Jeugdwet) en binnen de beslissingen van de (kinder)rechter. De ouders zijn verplicht om de hulp van de gezinsvoogd te aanvaarden en om aanwijzingen van de gezinsvoogd op te volgen. De gezinsvoogd kan informatie over kind en gezin delen met andere instanties, zonder toestemming van de gezinsleden en zo nodig kan de gezinsvoogd informatie opvragen bij andere instanties, waarbij deze instanties verplicht zijn de informatie te leveren. De gecertificeerde instelling kan verlenging van de OTS vragen bij de rechter en ook kan de instelling aan de rechter vragen om een machtiging uithuisplaatsing. Binnen de machtiging bepaalt de gecertificeerde instelling de verblijfplaats van de jeugdige. Tijdens de looptijd van de maatregel bepaalt de instelling welke specialistische jeugdhulp wordt ingezet. Bij de start van Bescherming in beweging was er een grote afstand tussen de lokale teams in UtrechtWest en de jeugdbeschermers. Zodra er een maatregel was – en vaak al eerder, tijdens bemoeienis door Veilig Thuis, begeleiding SAVE of een onderzoek door de Raad – was er geen betrokkenheid meer van het lokale team. Tijdens de maatregel maakten de jeugdbeschermers plannen voor de inzet van specialistische jeugdhulp zonder overleg met het lokale team. 6 Uitvoering ondertoezichtstelling 6.2 Veranderwensen In de visie van Bescherming in beweging is een maatregel van kinderbescherming geen reden om een kind of gezin van het lokale team en de gemeente ‘door te schuiven’ naar de gecertificeerde instelling en specialistische jeugdhulp. Deze kinderen en gezinnen blijven inwoners van de gemeente en het lokale team blijft betrokken. Een OTS is principieel een tijdelijke maatregel en dat geldt ook voor een uithuisplaatsing. De OTS is gericht op het opheffen van de bedreigingen voor het kind en de gezinsvoogd werkt bij een uithuisplaatsing met alle betrokkenen aan een zo spoedig mogelijke veilige terugkeer van het kind. De gecertificeerde instelling neemt de formele beslissing welke hulp moet worden ingezet en waar de jeugdige tijdens een machtiging woont of verblijft, maar de jeugdbeschermer moet bij iedere jeugdige vóórdat er een beslissing genomen wordt over specialistische jeugdhulp overleg voeren met het lokale team. Deze visie staat tamelijk ver af van de praktijk zoals die was in Utrecht-West en in de meeste regio’s in Nederland. De lokale teams waren niet voorbereid en niet overal toegerust om met de gezinsvoogd en het gezin samen te blijven werken tijdens een maatregel en de gecertificeerde instellingen waren evenmin ingesteld op overleg met het lokale team over welke hulp wanneer moet worden ingezet. Toch volgt Bescherming in beweging met deze visie gewoon de wet: “De gecertificeerde instelling bepaalt of en, zo ja, welke jeugdhulp is aangewezen bij de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Zij overlegt hiertoe met het college van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft.” (Jeugdwet artikel 3.5.1)
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=