Bescherming in beweging Utrecht-West

117 116 aan besteed in het gesprek met de aanvrager en een formele, hooghartige of afhoudende opstelling vermijd. Het vergt van de lokale teams dat alle medewerkers geschoold worden in basiskennis over de maatregelen van kinderbescherming, zowel wat betreft de procedures als de gronden van de maatregelen. Het begrip rechtsbescherming moet worden vertaald van een abstract juridisch begrip naar principes die ook voor de hulpverlener van belang zijn in de omgang met ouders en kinderen. 5.3.3 Nadere uitwerking soorten onderzoek in 2024 Vanuit Bescherming in beweging is er de behoefte om de verschillende vormen van onderzoek in het primair proces beter op elkaar af te stemmen. Wat voor soort onderzoek doen achtereenvolgens het lokale team, Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming, de Gecertificeerde Instelling en specialistische (forensische) onderzoeksinstellingen? In het Toekomstscenario staan de twee doelen ‘onafhankelijk onderzoek’ (rechtsbescherming) en continuïteit (eenvoud) nog abstract naast elkaar. Inmiddels is er in Utrecht en Utrecht-West behoefte om de spanning tussen deze twee doelen concreter in de praktijk uit te werken en daarbij binnen de wet keuzes te maken. In het EVU in Utrecht wordt praktisch uitgewerkt hoe onderzoek door Veilig Thuis en onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming zoveel mogelijk als één onderzoek kan worden opgezet, met behoud van tegenspraak en van de mogelijkheid voor de gezinsleden om contraexpertise te vragen. Vanuit rechtsbescherming (zie apart hoofdstuk) is de praktijk van contraexpertise een belangrijk onderwerp vanaf onderzoek door Veilig Thuis en onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming bij het eerste verzoek om een maatregel tot en met onderzoek naar de noodzaak van verlengingen (OTS, machtiging uithuisplaatsing) of gezagsbeëindiging. Dit onderwerp is niet specifiek voor Utrecht of Utrecht-West, maar speelt in het hele land. Er is een wettelijk ‘recht op contraexpertise’ (artikel 810a Wetboek van Rechtsvordering). Dat recht is niet absoluut; de rechter mag het afwijzen als een nieuw onderzoek niet mede tot de beslissing van de zaak kan leiden, of als het belang van het kind zich tegen een nieuw onderzoek verzet. Uit een intern onderzoek van het Gerechtshof Den Haag bleek dat verzoeken van ouders om een contraexpertise in hoger beroepzaken meestal worden afgewezen: van 22 verzoeken in het jaar 2022 werden er 20 door de rechter afgewezen, meestal met als reden dat het belang van het kind zich tegen een nieuw onderzoek zou verzetten. De lange doorlooptijd van een contraexpertise (8 maanden tot een jaar) speelt daarbij voor de instanties en de rechter een rol. Een wettelijk recht op contraexpertise is kennelijk in de praktijk moeilijk op een goede manier vorm te geven. Dit probleem kan niet in één jaar door één proeftuin worden opgelost. Wel bevelen we aan om dit onderwerp in Utrecht-West samen met Utrecht en in nauw overleg met de landelijke programmagroep in 2024 te agenderen voor een nadere uitwerking en om na te denken over kleine stappen die in de proeftuin(en) genomen kunnen worden.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=