Bescherming in beweging Utrecht-West

Bescherming in beweging Utrecht-West Ontwikkeling, visie en werkwijze

2

5 4

7 6

9 8 Bescherming in beweging in hoofdpunten 8 1 Inleiding 32 4 De meldfuncties 78 2 Visie op jeugdbescherming en doelen van Bescherming in beweging 40 1.1 Wat is Bescherming in beweging Utrecht-West? 32 1.2 Achtergrond en ontstaan 33 4.3.3 Acties in 2022 en 2023 en veranderwensen 2024 93 1.3 Deelnemers en structuur 33 1.4 Opzet van dit boek 38 2.1 Visie op jeugdbescherming 40 2.1.1 De rechten van het kind 41 2.1.2 De democratische rechtsstaat 42 2.1.3 Beleid en uitvoering 43 2.1.4 Professionele oordeelsvorming en beslissen 45 2.2 De afgeleide doelen van Bescherming in beweging 48 2.3 Veranderstrategie 49 2.4 Regels voor het samenwerken 51 2.5 Als één van ons een probleem heeft, hebben we allemaal een probleem 57 3.5 Gezamenlijke ontwikkeling lokale teams in de 5 gemeenten Utrecht-West 76 3.1 Positie van het lokale team 60 4.1 Plaats van deze functies in de beschermingsketen 78 4.2 Melders, meldcode en politiemeldingen 80 4.2.1 Bestaande praktijk 80 4.2.2 Veranderwensen 82 4.2.3 Veranderingen en resultaten in 2022 en 2023 85 4.2.4 Actiepunten 2024 87 4.3 Het afhandelen van de meldingen 88 4.3.1 Bestaande praktijk tot 2023 88 4.3.2 Veranderwensen 92 3.2 Aanmelding en vraagverkenning 62 3.3 Professionele oordeelsvorming 67 3.4 Hulpverlenen, verwijzen en volgen 72 3.4.1 Visie op hulpverlenen 72 3.4.2 Verwijzen en volgen 75 3 Eerste lijn: het lokale team 60 Inhoud 6 Uitvoering ondertoezichtstelling 118 8 Beëindigen gezag en voogdij 132 9 Scheidingsconflicten en kinderbescherming 138 10 Rechtsbescherming 150 7 Uithuisplaatsing en terug naar huis 124 5.1 Bestaande praktijk 100 5.2 Veranderwensen 102 5.3 Acties in 2022 en 2023 en veranderwensen 2024 103 5.3.1 Nieuwe werkwijze jeugdbeschermingstafel 103 5.3.2 Nadere uitwerking onderzoek 2024 109 5.3.3 Nadere uitwerking soorten onderzoek in 2024 116 6.2 Veranderwensen 119 6.1 Bestaande praktijk 118 6.3 Opgave voor 2024 122 7.1 Bestaande praktijk 124 7.2 Veranderwensen 125 7.3 Resultaten in 2022 en 2023 en actiepunten 2024 127 8.2 Burgervoogdij 136 9.1 Bestaande praktijk 138 9.1.2 Uniform hulpaanbod 140 9.2 Veranderwensen en acties 2024 141 9.2.1 Een duidelijke visie 141 10.1 Bestaande praktijk 150 10.2 Veranderwensen 2024 153 9.2.4 Ontwikkelingen in het aanbod 147 8.1 Onderzoek en contraexpertise voor besluit beëindigen gezag 132 9.1.1 Veel complexe scheidingen in de jeugdbescher- mingsketen 138 9.2.2 Gezamenlijke deskundigheidsbevordering vanuit de visie 145 9.2.3 Positie lokaal team bij verwijzing vanuit de rechtszitting 146 9.2.5 Herstel evenwicht tussen G&O en jeugdbescher- ming 148 Bijlage 1: Gezamenlijke boodschap lokale teams aan samenwerkingspartners in Utrecht-West 155 5 Toegang tot de rechter voor maatregelen van kinderbescherming 100

11 10 Bescherming in beweging Proeftuin Utrecht West GEZINSGERICHT EENVOUDIG RECHTSBESCHERMEND & TRANSPARANT LEREND Bescherming in beweging Proeftuin Utrecht West GEZINSGERICHT EENVOUDIG RECHTSBESCHERMEND & TRANSPARANT LEREND Bescherming in beweging Proeftuin Utrecht West GEZINSGERICHT RECHTSBESCHERMEND & TRANSPARANT LEREND Bescherming in beweging Proeftuin Utrecht West GEZINSGERICHT RECHTSBESCHERMEND & TRANSPARANT LEREND Bescherming in beweging Klik overal in dit document op pictogram om naar deze paging terug GEZINSGERICHT EENVOUDIG LEREND Samenw Visie op jeugdbescherming Doelen OPBRENGSTEN tot Q2 2024 Veranderstrategie Bescherming in beweging Klik overal pictogram om na EENVOUDIG LEREND Visie op jeugdbescherming Doelen OPBRENGSTEN tot Q2 2024 Veranderstrategie Bescherming in beweging Klik overal in dit document op dit pictogram om naar deze paging terug te GEZINSGERICHT EENVOUDIG LEREND Samenwerk Visie op jeugdbescherming Doelen OPBRENGSTEN tot Q2 2024 Veranderstrategie Bescherming in beweging Klik overal in dit docume pictogram om naar deze pagin EENVOUDIG LEREND Same Visie op jeugdbescherming Doelen OPBRENGSTEN tot Q2 2024 Veranderstrategie Bescherming in beweging Klik overal in dit document op dit pictogram om naar deze paging terug te gaan GEZINSGERICHT EENVOUDIG RECHTSBESCHERMEND & TRANSPARANT LEREND Samenwerken Visie op jeugdbescherming Doelen OPBRENGSTEN tot Q2 2024 Veranderstrategie

13 12 De rechten van het kind en het spanningsveld: • Een kind heeft het recht om op te groeien bij zijn ouders. Opvoeding is verantwoordelijkheid en vrijheid van ouders. Vrijwillige hulp of steun is met toestemming van de gezinsleden. • De overheid is verantwoordelijk voor goede voorzieningen om ouders bij te staan en hulp en steun te bieden. • De overheid moet passende maatregelen nemen om kinderen te beschermen. Gebruik van overheidsgezag is hierbij een uiterst middel. De democratische rechtsstaat stelt eisen aan het handelen en de beslissingen van de overheid en van iedere instantie met bevoegdheden. • Een belangrijke eis is dat ouders en kinderen voldoende mogelijkheden moeten hebben om zich tegen het handelen of beslissingen van de overheid te verzetten (rechtsbescherming). Deze eisen van de rechtsstaat zijn nodig om te voorkómen dat de overheid ontspoort en dat de macht van de overheid tegen in plaats van vóór de burger gebruikt wordt. Bescherming in beweging ‘Fout gegaan’ vs ‘fout gedaan’ Iedere opvoedsituatie is uniek. Een professional start met de vraag van een gezin of een melding, niet bij het beleid of de wet. Een professional kan niet alles weten van een gezin of huishouden. Er is een grens aan wat professionals, instanties en de overheid kunnen voorkómen en kunnen herstellen. Behoedzaamheid Een zorgvuldig proces, betrekken van verschillende perspectieven, feiten, normatieve weging en voldoende tegenspraak en reflectie is nodig om tot professionele oordeelsvorming en beslissen te komen. Het is als professional goed je te bedenken dat je het ook mis kunt hebben. De rechten van het kind en het spanningsveld: Een kind heeft het recht om op te groeien bij zijn ouders. Opvoeding is verantwoordelijkheid en vrijheid van ouders. Vrijwillige hulp of steun is met toestemming van de gezinsleden. De overheid is verantwoordelijk voor goede voorzieningen om ouders bij te staan en hulp en steun te bieden. De overheid moet passende maatregelen nemen om kinderen te beschermen. Gebruik van overheidsgezag is hierbij een uiterst middel. De democratische rechtsstaat stelt eisen aan het handelen en de beslissingen van de overheid en van iedere instantie met bevoegdheden. Een belangrijke eis is dat ouders en kinderen voldoende mogelijkheden moeten hebben om zich tegen het handelen of beslissingen van de overheid te verzetten (rechtsbescherming). Deze eisen van de rechtsstaat zijn nodig om te voorkómen dat de overheid ontspoort en dat de macht van de overheid tegen in plaats van vóór de burger gebruikt wordt. Visie op jeugdbescherming GEZINSGERICHT EENVOUDIG RECHTSBESCHERMEND & TRANSPARANT LEREND Visie op jeugdbescherming

15 14 1. De medewerkers van de verschillende organisaties streven met de gezinsleden, met elkaar en met de omstanders naar gezamenlijke oordeelsvorming en naar een gezamenlijk gedragen aanpak. 2. Iedere instantie blijft verantwoordelijk voor beslissingen op basis van de eigen bevoegdheden. 3. Indien er geen consensus bereikt wordt, neemt iedere organisatie de beslissingen op basis van het eigen oordeel en bevoegdheden. 4. Als voldoende is ingezet op gezamenlijke oordeelsvorming is verschil van inzicht een gegeven dat er kan en mag zijn en dat hoort bij de intensieve samenwerking. Zo mogelijk volgen de betrokken professionals het verloop van de casus met als doel om gezamenlijk te leren van wat er gebeurt. Bescherming in beweging Deelnemers GEZINSGERICHT EENVOUDIG RECHTSBESCHERMEND & TRANSPARANT LEREND

17 16 Netwerk MT Deelnemers: bestuursleden, beleidsadviseurs en managers • besluiten over het instellen van werkgroepen • vaststellen van nieuwe afspraken over de samenwerking • besteding financiële middelen • nieuwe plannen, aanvragen en rapportages Portefeuillehoudersoverleg Deelnemers: 5 wethouders en 5 directeuren social domein Overleg gedragsdeskundigen Deelnemers: lokale teams, GI, Veilig Thuis en RvdK • geven advies op inhoudelijke vraagstukken die ze koppelen aan praktijkervaringen Overleg teammanagers Deelnemers: 5 teammanagers lokale teams + vanaf 2024 beleidsmedewerkers Projectteam Deelnemers: Lianne Groot (projectleider vanaf 2024), Adri van Montfoort, Wineke van Ravenstein, Jasmijn van Bilsen (vanaf mei 2024) en Samantha Burger • voorbereiding en coördinatie en ondersteuning werkgroepen Diverse thema werkgroepen (met subgroepen) die plannen ontwikkelen voor verbeteringen vanuit knelpunten of ervaringen in de praktijk: Deelnemers: multidisciplinaire samenstelling • versterken Lokale teams • verkorten en verbeteren van de beschermingsketen Scheidingsconflicten en jeugdbescherming Rechtsbescherming • terugdringen en voorkomen van uithuisplaatsingen Opbrengsten tot Q2 2024 Bescherming in beweging

19 18 OPBRENGSTEN Versterken lokale teams ntensief ambulante hulp wordt door de lokale teams geboden en niet meer door de GI nd 2019 is de regio gestart met het overhevelen van de preventieve jeugdbeschermingstaken zoals AVE- begeleiding naar de lokale teams. Dit is een groeimodel geweest. Door de vijf gemeenten wordt nmiddels vrijwel geen gebruik meer gemaakt van SAVE-begeleiding.

21 20 OPBRENGSTEN Verkorten en verbeteren van de beschermingsketen Aanpassing tekst: ‘Overdragen aan’ wordt ‘in kennis stellen van’ en verantwoordelijkheid bij ouders leggen Oude brief In de brief die Veilig Thuis standaard verstuurde stond onder meer het verzoek aan het lokale team om contact op te nemen met de gezinsleden en om met de gezinsleden samen een plan te maken voor het herstel van de veiligheid. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van en het toezicht op het plan werd hierbij overgedragen aan het lokale team. Voor het geval de hulp niet op gang zou komen of zou stagneren werd het lokale team verzocht om contact op te nemen met Veilig Thuis. Reflectie Het aanpassen van de tekst in een brief lijkt een kleine ingreep. Echter, het proces om tot de aanpassing te komen bracht iets te weeg in de samenwerking, in het spreken van Nieuwe brief Effecten aanpassing brief De verantwoordelijkheid blijft daar waar hij hoort; bij ouders. Betere start hulpverleningsrelatie inwoner - lokale team.

23 22 Wat zien we terug? Minder mails en brieven, meer menselijk contact Minder escalaties bij en tussen ouders Medewerkers meer werkplezier bij deze complexe problemen Ouders lossen hun problemen eerder en zelf op, vanuit eigen verantwoordelijkheid Er is eerder in het traject duidelijk of hulp nodig is en zo ja, welke hulp passend is Lokaal team ouder 1 ouder 2 Lokaal team In gesprek met ouders: wat helpt? OPBRENGSTEN Verkorten en verbeteren van de beschermingsketen lot Veilig Thuis meldingen bij complexe scheiding eilig Thuis krijgt vanuit de politie regelmatig eldingen die onderdeel zijn van een complexe chtscheiding. De ene partner doet dan een eenzijdige elding over de andere partner, meestal in het kader an dossieropbouw. oel pilot: bij 30 meldingen gaan we met de ouder(s) gesprek om de strijd te doorbreken en escalatie te oorkomen. We houden de verantwoordelijkheid over e thuissituatie bij ouders en onderzoeken met hen of hulp nodig is. Wat zien we terug? • Minder mails en brieven, meer menselijk contact Minder escalaties bij en tussen ouders Medewerkers meer werkplezier bij deze complexe problemen • Ouders lossen hun problemen eerder en zelf op, vanuit eigen verantwoordelijkheid • Er is eerder in het traject duidelijk of hulp nodig is en zo ja, welke hulp passend is OPBRENGSTEN Verkorten en verbeteren van de Duiding cijfers Het aantal adviezen stijgt, terwijl de inzet van Veilig Thuis met de dienst Voorwaarden & Vervolg af neemt. Dit kan voortkomen uit het feit dat medewerkers elkaar beter weten te vinden en doordat lokale teams steviger zijn en zelf begeleiding bieden die Veilig Thuis eerder bood. Het aantal meldingen bij Veilig Thuis is voor de regio Utrecht West redelijk stabiel. Landelijk en in de regio Utrecht zien we over de afgelopen periode een toename van het aantal meldingen bij Veilig Thuis. Mogelijk zijn de lokale teams steviger geworden waardoor ze tijdig passende hulp bieden. Daarnaast kan de stabilisering ook veroorzaakt zijn door verbeteringen in de samenwerking tussen partijen, waaronder de politie. OPBRENGSTEN Verkorten en verbeteren van de beschermingsketen Duiding cijfers Het aantal adviezen stijgt, terwijl de inzet van Veilig Thuis met de dienst Voorwaarden & Vervolg af neemt. Dit kan voortkomen uit het feit dat medewerkers elkaar beter weten te vinden en doordat lokale teams steviger zijn en

25 24 uis n en me de Samenwerking GI en lokale team tijdens een kinderbeschermingsmaatregel Er is met Bescherming in beweging een gezamenlijke visie ontwikkeld: het lokale team blijft betrokken bij het gezin, ook bij inzet van een maatregel. De maatregel wordt ingezet daar waar dwang noodzakelijk is, maar niet op onderdelen waarin dit niet aan de orde is. Het lokale team kan blijven werken aan de (overige) doelen met het gezin en betrokken blijven bij het gezin. Deze samenwerking bestaat uit twee onderdelen: • Gezamenlijke analyse en oordeelsvorming over de inzet van (specialistische) hulp. • Samen optrekken en elkaar aanvullen in expertise. Het lokaal

27 26 team kent een gezin vaak al en heeft expertise op het vlak van de lokale mogelijkheden. De jeugdbeschermer beschikt over kennis en expertise op het gebied van jeugdbescherming en is eindverantwoordelijk over het uitvoeren van de jeugdbescherming maatregel. Hoe ziet dit er in de praktijk uit? Starten in 2024 met de samenwerking en het monitoren van de effecten. De eerste kennismaking is samen en ook het plan van aanpak wordt gezamenlijk vormgegeven. Bij evaluatiemomenten met elkaar toetsen of de beschermingsmaatregel nog nodig is. OPBRENGSTEN een amenlijke visie bij het gezin, el wordt aar niet op et lokale elen met het delen: ng over de expertise. n heeft elijkheden. De n expertise is van de t monitoren amen en ook mgegeven. Bij e rbeteren van de beschermingsketen Visie en principes bij het werken met ouders met scheidingsproblemen: • Het kind heeft het recht om op te groeien bij zijn ouders. Ouders zijn verantwoordelijk voor de opvoeding en hebben de vrijheid te bepalen hoe ze deze vormgeven. • De dynamiek tussen ouders is belangrijker dan waarheidsvinding. • We zoeken naar de kern van het probleem. We hebben realistische verwachtingen van de effecten van hulp. • We streven naar duurzame samenwerking vanuit vertrouwen. In november 2023 is een juridische uitwerking gepubliceerd door Mariëlle Bruning en Adri van Montfoort in het artikel Minder maatregelen van kinderbescherming bij scheidingsconflicten. Waarom en hoe?

28 29 We hebben realistische verwachtingen van de effecten van hulp. We streven naar duurzame samenwerking vanuit vertrouwen. Waarom een visie en training gericht op het omgaan met complexe scheidingen? Medewerkers zijn gemotiveerd voor training op dit hema en willen leren hoe ze met gezinnen in deze situaties om kunnen gaan. We Preventie en zorgaanbod complexe scheidingen In de regio wordt ingezet op informatie en voorlichting om escalatie bij echtscheiding te voorkomen. Er is een informatiefolder ontwikkeld, gericht op psycho educatie van ouders. Met de zorgaanbieders en verwijzers wordt een analyse gemaakt van het beschikbare zorgaanbod voor gezinnen die in een complexe echtscheiding zijn terecht gekomen. OPBRENGSTEN Scheidingsconflicten en jeugdbescherming Uniform Hulpaanbod De afspraken rondom het Uniform Hulpaanbod bij echtscheiding zijn nog niet altijd effectief. Er zijn lange wachttijden en door de route via de rechtbank wordt de vraagverkenning voor de inzet van de jeugdhulp niet altijd goed gedaan. De wens vanuit Bescherming in beweging is dat het lokale team ook ten aanzien van het uniforme hulpaanbod een spilfunctie krijgt. De gesprekken om tot nieuwe afspraken te komen worden in 2024 met alle betrokkenen gevoerd. Triage scheiding of bescherming Het is de wens om een inhoudelijke triage in te richten die “Ik vind de samenwerking met de Raad ook echt heel prettig en we kunnen ook even bellen om te sparren. Daar heb ik ook gewoon goede contacten mee. Dus ik denk dat we echt goed op weg zijn.” Medewerker lokale team Woerden over de RvdK

31 30 Samen met de proeftuin in Utrecht Stad is aan de Universiteit Leiden gevraagd om onderzoek te doen naar het begrip rechtsbescherming. Om de rechtsbescherming van ouders en jeugdigen duurzaam te kunnen verbeteren, moet eerst duidelijk zijn wat rechts-bescherming inhoudt volgens alle betrokkenen. Het doel van dit kleinschalige, verkennende onderzoek was daarom het in kaart brengen van de verschillende perspectieven op het begrip rechtsbescherming, op wat volgens betrokkenen goed en niet goed gaat en op welke punten er volgens hen verbeteringen nodig zijn. Het onderzoek is uitgevoerd via literatuuronderzoek en door gesprekken met ouders, jeugdigen, jeugdbeschermers, raadsonderzoekers, Veilig Thuis medewerkers, medewerkers van lokale teams, advocaten en rechters. Uit de resultaten blijkt dat rechtsbescherming in de juridische literatuur een andere invulling heeft dan de betekenis die ouders, jeugdigen en professionals aan het begrip rechtsbescherming geven. Aanbevelingen in scope regio Utrecht West en binnen Bescherming in beweging in 2024 zijn o.a.: • Bij het lokale team is rechtsbescherming ingebed in de vraagverheldering en de begeleiding. • Scherpte in de positie van het lokale team: vrijwillig. Bij melding Veilig Thuis helderheid over de positie van de melder en de gezinsleden. • Mogelijkheden van betrokkenen om zich te verweren tegen de conclusie van Veilig Thuis. Veilig Thuis draagt de verantwoordelijkheid niet over, maar stelt het lokale team in kennis van de melding. • Terugdringen uithuisplaatsing en extra aandacht voor terugdringen gesloten jeugdhulp. OPBRENGSTEN Rechtsbescherming Aanbevelingen voor landelijke tafels zijn o.a.: • Een andere invulling van het recht op contra-expertise in de praktijk is nodig, omdat het verzoek nu te vaak wordt afgewezen. • Zwaardere rol van de rechter in het beoordelen van verzoeken van instanties. • Betere rechtsbescherming bij perspectiefbesluit of dit als besluit van de instelling verbieden en verschuiven naar beslissing over beëindigen gezag. Het gehele onderzoek ‘Perspectieven op rechtsbescherming in de jeugdbescherming’ is via deze link te lezen.

33 32 1.1 Wat is Bescherming in beweging Utrecht-West? Bescherming in beweging Utrecht-West is een gezamenlijke beweging van de gemeenten in de regio Utrecht-West, Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde Instellingen. Deze gemeenten en instanties noemen we verder: de deelnemers. Het algemene doel van de beweging is het verbeteren van de praktijk van de hulpverlening aan gezinnen en de bescherming van kinderen. De verbetering richt zich zowel op inhoudelijke verbetering als op een eenvoudigere en meer efficiënte organisatie van de keten. Sinds 1 januari 2022 is Bescherming in beweging samen met Utrecht Stad één van de proeftuinen in het land in het kader van het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming. We noemen Bescherming in beweging een beweging, omdat de deelnemers zowel inhoudelijk als wat betreft de organisatie willen werken, leren en ontwikkelen vanuit de praktijk. Er is geen blauwdruk waar volgens een vast plan naartoe gewerkt wordt. Ook blijft Bescherming in beweging binnen de bestaande wetgeving voor wat betreft de verschillende instanties met wettelijke bevoegdheden. Deze twee keuzes - werken vanuit de praktijk en werken binnen de wettelijke grenzen van het bestaande stelsel – heeft tot gevolg dat Bescherming in beweging geen fysieke organisatie Regionaal Veiligheidsteam heeft opgericht. Veranderen vanuit de praktijk betekent dat veranderingen worden doorgevoerd voor geheel UtrechtWest. Het is daarom niet nuttig om eerst een RVT in te stellen voor bijvoorbeeld één gemeente. Werken binnen de bestaande wetgeving betekent dat de bevoegdheden van Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde instelling niet kunnen opgaan in een nieuwe organisatie, laat staan in een ‘team’. Bescherming in beweging zet echter wel degelijk in op ver gaande veranderingen, zowel wat betreft visie en werkwijze, als wat betreft de organisatie van het primaire proces. De beweging leidt tot een andere inrichting van het lokale team. Het vergt een organisatorische verandering van Veilig Thuis om van functionele inrichting te komen naar gebiedsgericht werken. Nauwe samenwerking tussen de lokale teams en de beschermingsinstanties vereisen dat elke organisatie toestaat dat ‘de ander zich met jouw werk bemoeit.’ Dat vereist een verandering voor de uitvoerend medewerkers, de manager en de bestuurders. De doelen van Bescherming in beweging vragen om andere vormen van registratie en monitoring dan elk van de partners tot nu toe hanteert. Het is kortom geen tijdelijk project waarin ‘we elkaar beter leren kennen’. De beweging is een daadwerkelijke, weliswaar langzaam doorzettende, ingrijpende verandering die voor de gezinnen moet leiden tot een snellere, eenvoudigere en op maat gesneden praktijk. 1.2 Achtergrond en ontstaan De aanleiding voor Bescherming in beweging was de wens van de gemeenten/ de lokale teams, Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instellingen in de regio om op een andere manier te gaan werken wanneer er zorgen zijn over de opvoedingssituatie van een kind. Zoals overal in Nederland was het aantal meldingen over minderjarigen bij Veilig Thuis jaren achtereen sterk gestegen. Na triage werd meer dan twee derde van al deze meldingen door Veilig Thuis afgehandeld zonder onderzoek. Een groot deel van de meldingen werd naar het loka-

35 34 le team gestuurd. Zo kwamen er veel meldingen vanuit de lokale gemeenschap – met name via de politie – via Veilig Thuis bij de lokale teams. Deze route naar hulp aan het gezin leidde dikwijls tot vertraging en veroorzaakte voor zowel de gezinsleden als de betrokken medewerkers verwarring. Medewerkers van Veilig Thuis en van de lokale teams besteedden veel tijd en energie aan vragen zoals: ‘wie is verantwoordelijk voor de veiligheid?’ en ‘wat moet ik volgens de afspraken nu doen?’ in plaats van aan de vragen: ‘wat is er gebeurd?’, ‘hoe ziet elk gezinslid het?’ en ‘wat hebben dit kind en deze ouders nu nodig?’ Ondanks het grote aantal (terug-)verwijzingen van Veilig Thuis naar het lokale team was ook de druk op SAVE-begeleiding1, de Raad voor de Kinderbescherming, de rechterlijke macht en de gecertificeerde instellingen sterk toegenomen2. De ‘jeugdbeschermingsketen’ was langer en langzamer geworden3 . De keten was vóór 2015 reeds lang in vergelijking tot ons omringende landen4. Door de stelselwijziging van 2015 zijn er nog meer schakels gekomen. Het huidige stelsel geeft veel mogelijkheden om een gezin ‘door te schuiven’ of ‘terug te duwen’. Zowel bij de gemeenten als bij de instanties in de ‘keten’ was een sterke motivatie om gezamenlijk te werken aan een andere aanpak. Een aanpak waarbij het kind, het gezin en de gehele opvoedingssituatie centraal staan en waarbij gezamenlijk wordt gezocht naar de best mogelijke oplossingen. 1 Begeleiding door de gecertificeerde instelling in een vrijwillig kader. 2 Landelijk is hiervoor aandacht gevraagd door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid. Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd. Toezicht bij de jeugdbescherming en jeugdreclassering. Utrecht, november 2019. 3 Zie bijv. Montfoort, A.J. van, Verhagen, A., Sondorp, E. & Torregrosa, L. (2018). Samenwerking en doorlooptijden in de jeugdbeschermingsketen. Onderzoeksrapport Midden- en West-Brabant. Woerden: VanMontfoort. Opdracht: 27 gemeenten in Brabant. 4 Voor een oudere bron, zie Montfoort, A.J. van (2005). Kan de Keten Korter? Lezing op het congres Kind tussen twee vuren. Ede, januari 2005. De gemeenten en instanties in Utrecht-West wilden hulp en bescherming die meer ‘van ons’ en minder ‘van ons af’ is. Het landelijke programma Zorg voor de Jeugd verscheen in 2018 en bestond uit 6 actielijnen5. Eén van de actielijnen was ‘jeugdigen beter beschermen als hun ontwikkeling gevaar loopt’ (Actielijn 5). De doelen voor deze actielijn waren: Het inkorten van de jeugdbeschermingsketen. Betere samenwerking, minder overlap en gedeelde afwegingscriteria verhogen de snelheid in de keten. Lokale teams en de jeugdbeschermingsketen reageren snel op situaties die voor kinderen onveilig zijn en jeugdhulp wordt waar nodig snel ingezet. Ouders, jongeren en kinderen kennen hun rechtspositie. Ouders en kinderen betrekken we altijd bij onze beslissingen. Met het actieplan feitenonderzoek zorgen we voor goed onderbouwde besluiten. Gemeenten en justitieorganisaties werken samen om jeugdhulp ook in gedwongen kader tijdig in te zetten. Er is altijd een jeugdbeschermer of jeugdreclasseerder beschikbaar wanneer de rechter een maatregel oplegt6. De gemeenten in Utrecht-West hebben in maart 2020 in het regionaal transformatieprogramma een pilot opgenomen om de bovenstaande doelen te gaan realiseren7. 5 Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport & Ministerie van Justitie en Veiligheid, in partnerschap met Vereniging Nederlandse gemeenten (VNG), Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd (BGZJ) en Landelijke Cliëntenorganisaties (2018). Actieprogramma Zorg voor de Jeugd. April 2018. www. rijksoverheid.nl. 6 Stuurgroep Zorg voor de Jeugd, 3e voortgangsrapportage, november 2019, pag. 27. 7 Warmerdam, E. De verbinding in Utrecht-West. Herziening Regionaal transformatieprogramma Jeugdhulp 2020 en verder. 10 maart 2020.

37 36 Deze pilot is in begonnen als pilot in de gemeenten Montfoort en Oudewater en is daarna verbreed naar alle 5 gemeenten in Utrecht-West. Inhoudelijk was de pilot geheel in lijn met de leidende principes en de doelen van het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming dat in maart 2021 door de regering werd aangeboden aan de Tweede Kamer8. Per 1 januari 2022 is de pilot Bescherming in beweging overgegaan naar proeftuin Utrecht-West en samen met de proeftuin Utrecht Stad landelijk erkend. 1.3 Deelnemers en structuur De jeugdhulpregio Utrecht-West bestaat uit de gemeenten Stichtse Vecht, Woerden, De Ronde Venen, Montfoort en Oudewater. De regio heeft 181.630 inwoners9. Iedere gemeente heeft de lokale activiteiten voor de Jeugdwet op de eigen manier georganiseerd. De instanties in de beschermingsketen in deze regio zijn: Stichting Samen Veilig Midden-Nederland (SVMN) - waar zowel Veilig Thuis onder valt als de Gecertificeerde Instelling Raad voor de Kinderbescherming William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSS) Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (LJ&R) Het Leger des Heils heeft in deze regio slechts weinig cliënten. Daarom is ervoor gekozen dat het Leger vooralsnog geen actieve deelnemer in Bescherming in beweging is, maar de ontwikkelingen 8 Bijlage bij de Kamerbrief van de minister voor rechtsbescherming en de staatssecretaris van VWS, 30-03-2021. 9 Regioatlas.nl, geraadpleegd op 31 maart 2024. via de samenwerking van de gecertificeerde instellingen in SAVE volgt. De 5 gemeenten, SVMN, de WSS en de Raad voor de Kinderbescherming hebben het Netwerk MT Utrecht-West ingesteld. Het Netwerk MT komt maandelijks bijeen onder voorzitterschap van Paul Janssen, bestuurder van SVMN. Het Netwerk MT neemt besluiten over het instellen van werkgroepen, het vaststellen van nieuwe afspraken over de samenwerking, de besteding van de financiële middelen, nieuwe plannen en aanvragen en rapportages. In 2022 en 2023 bestond het projectteam uit Adri van Montfoort, Lianne Groot, Wineke van Ravenstein en Samantha Burger. Vanaf 2024 is Lianne Groot de projectleider. Bescherming in beweging is opgenomen in de regionale agenda van de 5 gemeenten in UtrechtWest. In de regio is er een Portefeuillehoudersoverleg (de 5 wethouders) en een Programmateam (directeuren sociaal domein). In het kader van Bescherming in beweging is er een regelmatig overleg tussen de 5 teammanagers van de lokale teams. Dit overleg wordt voorbereid en ondersteund door het projectteam van Bescherming in beweging. Vanaf 2024 sluit hierbij ook een beleidsmedewerker aan. Er is een overleg van gedragsdeskundigen van de gemeenten en de beschermingsinstanties gezamenlijk. Zij bespreken inhoudelijke thema’s aan de hand van praktijkervaringen. Bescherming in beweging Utrecht-West vormt samen met Utrecht Stad één landelijke proeftuin. In dit verband is er regelmatig over-

39 38 leg tussen de projectleiding van Utrecht en Utrecht-West. In 2022 en 2023 zijn thema’s uitgewerkt in gezamenlijke werkgroepen: rechtsbescherming terugdringen uithuisplaatsing complexe scheidingen maatschappelijk debat en beeldvorming 1.4 Opzet van dit boek Dit boek heeft twee doelen, te weten: Verantwoording afleggen over de activiteiten en de resultaten van Bescherming in beweging in de jaren 2022 en 2023. Beschrijven van de visie en werkwijze in de hoop dat andere regio’s en de landelijke programmagroep hierin inspiratie zullen vinden en dat de beweging daardoor wordt verbreed. Na deze inleiding beschrijven we de visie op jeugdbescherming van waaruit Bescherming in beweging is ontwikkeld en de doelen die we voor de beweging hebben gesteld (hoofdstuk 2). In de hoofdstukken 3 tot en met 8 behandelen we de hoofdfasen in het primair proces waar een gezin mee te maken krijgt wanneer alle stappen vanaf het lokale team tot en met de maatregelen van kinderbescherming worden doorlopen. De hoofdfasen volgen de logica van volgorde in de tijd, maar in de werkelijkheid zijn er veel variaties op de hoofdroute. De hoofdroute is eerst hulp van een lokaal team en later inzet van de beschermingsinstanties, maar bij een crisis kan het ook andersom gaan. Voor de leesbaarheid wordt in dit boek de hoofdroute aangehouden. De hoofdfasen zijn geschreven op het huidige stelsel in Nederland. We hebben echter zoveel mogelijk gedacht en geschreven vanuit functies. Ook bij een verandering in het stelsel blijven de functies in grote lijnen bestaan. De hoofdfuncties zijn verbonden met de belangrijkste beslissingen die door medewerkers en instanties moeten worden genomen. We onderscheiden de volgende hoofdfasen: eerste lijn (lokale team): aanmelding en vraagverkenning, begeleiding/hulp bieden, organiseren van steun en hulpbronnen, inschakelen specialistische jeugdhulp (hoofdstuk 3) melding: meldfunctie, beoordelen melding, onderzoek, afhandelen melding (hoofdstuk 4) inschakelen rechter (onderzoek, contraexpertise, wie schakelt de rechter in, de positie van de rechter als beslisser op afstand of als onderzoeksrechter) (hoofdstuk 5) uitvoering ondertoezichtstelling (hoofdstuk 6) uithuisplaatsing en terug naar huis (hoofdstuk 7) beëindigen gezag en voogdij (hoofdstuk 8) In ieder hoofdstuk gaan we eerst in op de bestaande praktijk zoals die was begin 2022, dan op de veranderwensen in Bescherming in beweging, de acties die zijn ondernomen en de effecten van die acties tot nu toe en tenslotte benoemen we de geplande acties voor 2024. In de laatste twee hoofdstukken gaan we nader in op respectievelijk Scheidingsconflicten en jeugdbescherming (hoofdstuk 9) en Rechtsbescherming (hoofdstuk 10). Beide thema’s lopen door alle fasen van het primair proces heen, maar krijgen daarnaast aparte aandacht in deze tekst omdat de onderwerpen in de praktijk en in het beleid als actueel en als belangrijk naar voren zijn gekomen.

41 40 2.1 Visie op jeugdbescherming Over het algemene doel van jeugdbescherming is brede overeenstemming. Het doel is het beschermen van minderjarigen tegen geweld, misbruik en verwaarlozing en tegen alle vormen van voor het kind ernstig bedreigende opvoedingssituaties. Het doel van verandering in de praktijk en de organisatie van de jeugdbescherming is daarom het verbeteren van deze bescherming. Bij dit algemene doel is er eveneens brede overeenstemming over het uitgangspunt dat de ouders ondersteund moeten worden om hun kinderen goed te kunnen opvoeden. De jeugdbescherming richt zich niet alleen op het kind, maar ook op het gezin en breder op alle mensen die bijdragen aan de opvoeding. Voordat dit algemene doel kan worden vertaald in concrete – zoveel mogelijk meetbare – doelen is het nodig om op hoofdlijnen te beschrijven vanuit welke visie op jeugdbescherming wordt gewerkt aan verbetering. Zo breed als de overeenstemming in de samenleving is over het algemene doel, zo veel verschillen zijn er in taal, percepties, beelden, overtuigingen en concrete punten. Het is daarom van belang om een visie op hoofdlijnen te formuleren en daarbij ruimte te laten voor verschillen, met de bedoeling dat altijd verdere gedachtewisseling welkom en nodig is. In dit hoofdstuk geven we eerst een korte beschrijving van de visie op jeugdbescherming van Bescherming in beweging. Daarna zetten we de afgeleide doelen op een rij. Deze afgeleide doelen zijn altijd ondergeschikt aan het hoofddoel (betere bescherming), maar ze zijn wel relevant en belangrijk voor een kwalitatief goede en praktisch en financieel duurzaam houdbare jeugdbescherming. 2.1.1 De rechten van het kind Jeugdbescherming is bemoeienis van of namens de overheid met de opvoeding en verzorging van minderjarigen. Dat begint zodra de bemoeienis van een instantie met een gezin niet meer (alleen) afhankelijk is van de toestemming van de betrokkenen. De instantie waar derden vermoedens van kindermishandeling kunnen melden (Veilig Thuis) bemoeit zich met het gezin op basis van wettelijke bevoegdheden en is daarbij niet afhankelijk van de toestemming van de gezinsleden. Daarom is het meldpunt (Veilig Thuis) onderdeel van de keten van de jeugdbescherming. Het meldpunt is geen vrijwillige hulp of zorg; het meldpunt werkt op basis van wettelijke bevoegdheden. Op welke grond mag of moet de overheid zich met de opvoeding en verzorging van minderjarigen bemoeien? Deze grondslag staat op tal van plaatsen in internationale verdragen, de Nederlandse wet en in het overheidsbeleid. Het Verdrag inzake de Rechten van het Kind verwoordt dit in artikel 18 en artikel 19 ongeveer als volgt: Het kind heeft het recht om op te groeien bij zijn ouders. De ouders zijn verantwoordelijk voor de opvoeding en hebben de vrijheid om te bepalen hoe ze het kind opvoeden. De overheid is verantwoordelijk voor voorzieningen om ouders passende bijstand te verlenen en hulp en zorg te bieden voor het kind. De overheid moet alle passende maatregelen nemen om kinderen te beschermen tegen alle vormen van lichamelijk of geestelijk geweld, letsel of misbruik, lichamelijke of geestelijke verwaarlozing of nalatige behandeling, mishandeling of exploitatie, met inbegrip van seksueel misbruik.

42 43 In deze grondslag zit spanning tussen de verantwoordelijkheid en de vrijheid van de ouders, de voorkeur voor vrijwillige ondersteuning en zorg (het tweede punt) en de bevoegdheid en de plicht van de overheid om in voorkomende gevallen in te grijpen. 2.1.2 De democratische rechtsstaat De democratische rechtsstaat stelt eisen aan het handelen en de beslissingen van de overheid en van iedere instantie met bevoegdheden. Deze eisen zijn eveneens vastgelegd in internationale verdragen, de Nederlandse wet en in het overheidsbeleid. Een belangrijk internationaal verdrag is het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Als de Nederlandse overheid zich niet aan dit verdrag houdt kunnen burgers (uiteindelijk) een klacht indienen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg. Essentiële eisen van de rechtsstaat zijn onder meer: instanties mogen alleen ingrijpen op basis van de wet instanties met bevoegdheden moeten gecontroleerd worden en moeten aan kwaliteitseisen voldoen deze instanties vallen onder de verantwoordelijkheid van een democratisch gekozen bestuur (dat kan zijn het rijk, de provincie of de gemeente)10 ingrijpende beslissingen moeten worden genomen door de rechter de burgers hebben voldoende mogelijkheden om zich tegen handelingen of beslissingen van instanties te verzetten Het laatste punt – de mogelijkheden van de burgers om zich tegen handelingen of beslissingen te verzetten – wordt rechtsbescher10 Een regio kan ook, maar dan moeten de gemeentebesturen gezamenlijk verantwoordelijk zijn en moet duidelijk zijn op welke manier de kiezers indirect invloed kunnen uitoefenen. ming genoemd. Als een overheidsinstantie een besluit neemt, moet de burger bijvoorbeeld beroep en bezwaar kunnen aantekenen en vervolgens het verschil van mening kunnen voorleggen aan de rechter. Als de rechter een beslissing neemt, heeft de burger de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen. Daarnaast passen ook de diverse cliëntenrechten bij dit onderwerp: het recht om een klacht in te dienen, het recht op inzage en correctie, het recht op contraexpertise, etc. Deze eisen van de rechtsstaat zijn er om te voorkómen dat de overheid ontspoort en dat de macht van de overheid tegen in plaats van vóór de burger gebruikt wordt. Dat gaat zeker niet alleen om het risico van frauduleuze of kwaadwillende ambtenaren of corrupte instanties. Al deze eisen komen voort uit het besef en de ervaring dat de overheid het niet altijd beter weet dan de mensen, dat in de werkelijkheid veel informatie onzeker is, dat er verschillende manieren zijn om een situatie te beoordelen en dat ingrijpen om een kind te beschermen niet altijd leidt tot verbetering voor het kind. 2.1.3 Beleid en uitvoering Volgens de logica van de rechtsstaat is er een hiërarchie van beleid naar uitvoering. De landelijke politiek maakt nieuwe wetten en daarbinnen bepalen politici in het land en in de gemeenten het beleid. Het beleid moet vervolgens worden uitgevoerd door instanties en uiteindelijk door de beroepskrachten die contact hebben met de inwoners. Er is echter een grote afstand tussen algemene wettelijke regels en algemeen geformuleerd beleid aan de ene kant en het werk van de beroepskrachten met inwoners en gezinnen aan de andere kant. Voor de beroepskracht begint het niet bij de wet of het beleid; het begint met een vraag van een inwoner, of met een melding over een opvoedingssituatie. De variatie in opvoedingssituaties, vragen

45 44 en zorgpunten is oneindig. De regels van wet en beleid zijn zo algemeen dat de beroepskracht zelf moet bedenken hoe de vraag van de cliënt en de brede opvoedingssituatie van een kind past in het beleid. Behalve de variatie is er ook het probleem dat de beroepskracht niet alles kan weten over een gezin en dat de verhalen die de beroepskracht te horen of te lezen krijgt voor een substantieel deel onzeker, omstreden en voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Beroepskrachten moeten in concrete gevallen beslissingen nemen die grote gevolgen kunnen hebben voor gezinsleden en ze moeten die beslissingen nemen op basis van informatie die onvolledig en deels onzeker en omstreden is. Bescherming in beweging vernieuwt vanuit de uitvoering. Jeugdhulp en jeugdbescherming hebben te maken met hoge, abstracte en soms onrealistische verwachtingen bij politici en in de media. Ook gezinsleden hebben soms verwachtingen die onmogelijk (allemaal) kunnen worden waargemaakt. Onrealistische verwachtingen kunnen een grote druk leggen op de medewerkers en dat kan een van de oorzaken zijn van een hoog personeelsverloop. Het hoort bij Bescherming in beweging om met veel inzet en creativiteit samen te zoeken naar oplossingen en om helder te zijn over de grenzen van jeugdhulp en jeugdbescherming. In het huidige stelsel wordt niet ieder kind altijd volledig beschermd. Een nieuw stelsel heeft natuurlijk het doel om het beter te doen, maar in ieder stelsel van professionele jeugdhulp en jeugdbescherming blijft er een grens aan wat beroepskrachten, instanties en de overheid kunnen voorkómen en kunnen herstellen. Het blijft voorkomen dat kinderen worden mishandeld. Sommige kinderen verliezen het contact met een van hun ouders. Een deel van de ouders blijft na de scheiding langdurig ruzie maken. Het opvoedingsklimaat is in een aantal gezinnen suboptimaal. Er blijven jongeren die overlast veroorzaken en er blijft jeugdcriminaliteit bestaan. De regering, de gemeenten, de bestuurders en de beroepskrachten kunnen beloven dat ze alles doen wat in hun macht ligt om gezinnen te helpen en kinderen te beschermen. Maar ze moeten niet beloven dat dit altijd mogelijk is. Als er problemen blijven bestaan en nu en dan ernstige incidenten zijn, dan betekent dat niet altijd dat de medewerkers hun werk niet goed gedaan hebben. Er is een verschil tussen ‘fout gegaan’ en ‘fout gedaan’. 2.1.4 Professionele oordeelsvorming en beslissen In sociaal werk en jeugdhulp, inclusief de jeugdbescherming, is veel aandacht voor methodisch handelen van de beroepskracht. De beroepskracht moet contact maken met de gezinsleden en moet met iedere betrokkene een constructieve werkrelatie (of werkalliantie) opbouwen. Daarbij is de basishouding van de beroepskracht essentieel en tevens gaat het om gesprekstechnieken, inzicht in gezinsrelaties en kennis over reactiepatronen van mensen die onder druk staan. Dit deel van het vak is gericht op de interactie met de gezinsleden. Naast de interactie is het nodig om systematisch na te denken over oordeelsvorming en beslissingen. In de hulpverlening en de jeugdbescherming worden veel beslissingen genomen. Zowel in de jeugdzorg als breder in de zorg is ‘samen beslissen’ een populaire term. Er is onder meer een richtlijn met die titel11. Daarmee wordt bedoeld dat de hulpverlener streeft naar overeenstemming met de gezinsleden over welke beslissingen er op welk moment worden genomen. Dat is uiteraard zeer gewenst. Toch heeft de term ‘samen beslissen’ ook een risico: het kan onhelder maken wie verantwoordelijk is voor welke beslissing. Er zijn 11 “Samen met ouders en jeugdige beslissen over passende hulp.” www. richtlijnenjeugdhulp.nl/samenbeslissen-over-passende-hulp. In de Engelstalige literatuur wordt dit joint decision making genoemd.

47 46 beslissingen die de cliënt neemt (bijvoorbeeld wel of niet geven van toestemming, wel of niet naar een afspraak komen) en beslissingen die de beroepskracht of de instantie neemt (bijvoorbeeld wel of niet gesprekken aanbieden). Wanneer de beroepskracht zegt: ‘we hebben samen besloten dat de hulp nog een half jaar door zal gaan’, dan zijn dat twee beslissingen. De hulpverlener heeft besloten nog een half jaar verlenging aan te bieden en de cliënt heeft besloten daarvoor toestemming te geven. Stel dat de cliënt twijfelt en zou willen stoppen, zou de hulpverlener dan zeggen: ‘Ok, hier stopt het’? Of zou de hulpverlener zeggen: ‘dat is niet verantwoord voor het kind. Ik ga nu melden bij Veilig Thuis’? In het laatste geval is doorgaan niet ‘samen beslissen’, maar verkapte dwang. Dit is belangrijk in de verhouding tussen vrijwillige zorg en de instanties die op basis van wettelijke bevoegdheden zonder toestemming van alle betrokkenen kunnen doorgaan. Voor beslissingen die worden genomen door beroepskrachten of bevoegde instanties is de grote vraag: op basis waarvan wordt een beslissing genomen? Hoe komen ze erbij? Een beslissing is gebaseerd op een oordeel en als het goed is, dan is dat een professioneel onderbouwd oordeel over wat er aan de hand is (feiten en omstandigheden) en over wat er moet gebeuren. Een oordeel over een opvoedsituatie komt tot stand door een mix van de onderstaande drie dimensies. Subjectieve perspectieven De verhalen over wat er is gebeurd en over de huidige opvoedingssituatie lopen uiteen en zijn vaak onderling tegenstrijdig. Voor de jeugdbeschermers is de vraag: kennen we alle relevante perspectieven? Hoe ziet de moeder het? De vader, de kinderen zelf, familie, andere betrokkenen. Een onvolledig beeld of verschil in afstand tot de betrokkenen kan leiden tot verschillen tussen de beroepskrachten voor wat betreft waarneming, taxatie en conclusies. Objectieve feiten In de verhalen worden veel elementen geclaimd als feit. Maar slechts een beperkt deel van alle verhalen kan worden geobjectiveerd. Veel vermoedens of beschuldigingen van mishandeling of misbruik kunnen niet worden bewezen. Als de ene beroepskracht concludeert dat het weliswaar niet is bewezen, maar wel is gebeurd en de andere dat het niet vaststaat en dat we er daarom niets mee kunnen doen, dan is er een potentieel conflict over wat er moet gebeuren. Feitenonderzoek is belangrijk, maar staat niet op zichzelf. Normatieve weging Er is een punt waar de vrijheid van de ouders om zelf te bepalen hoe ze hun kind opvoeden stopt. In de samenleving en ook onder beroepskrachten wordt verschillend gedacht over de vraag waar deze ‘ondergrens’ precies ligt. Als alle verhalen bekend zijn en er overeenstemming is over de feiten, kan er nog discussie ontstaan over de normatieve noodzaak om in te grijpen. De opvattingen over welke feiten en omstandigheden een grond vormen voor jeugdbescherming veranderen in de samenleving. Daardoor is er voortdurend ook verandering in het beleid van de rijksoverheid. De rijksoverheid draagt met wetgeving en beleid niet alleen regels uit, maar ook morele overtuigingen. Die worden meegegeven aan de instanties, onderzoekers, opleiders en direct of indirect aan de beroepskrachten in de uitvoering. Principieel gezien is dit juist, omdat de instanties in de jeugdbeschermingsketen werken in opdracht van de overheid respectievelijk de samenleving. Morele voorschriften hebben echter de neiging absoluut te worden en kunnen tot problemen leiden in de uitvoering, omdat de werkelijkheid in de uitvoering per gezin oneindig veel gevarieerder is dan de beelden waarop het morele voorschrift onderdeel van het beleid is geworden. Daarom is de dialoog over de overtuigingen en beelden in de jeugdbescherming zo belangrijk.

49 48 Deze drie dimensies monden uit in een beslissing, of in ‘de volgende stap’. Dat kan een definitieve beslissing zijn, maar het kan ook de conclusie zijn dat meer onderzoek nodig is, bijvoorbeeld omdat toch onvoldoende duidelijk is hoe het kind zelf de situatie ziet. De volgende stap is de vierde dimensie, of, in termen van het viervenstermodel, venster vier. De volgende stap Als alle informatie in de drie dimensies is verzameld, komt de vraag welke beslissing moet worden genomen. Welke vorm van ondersteuning of ingrijpen is in dit concrete geval aangewezen? In de afgelopen jaren is veel nadruk gelegd op een vaste route, waarbij vermoedens van onveiligheid heel vaak leiden tot een melding en door het meldpunt (Veilig Thuis) volgens een landelijk protocol worden afgehandeld. In de visie van Bescherming in beweging is het beter om meer tijd en aandacht te besteden aan het zoeken van specifieke oplossingen voor een specifiek gezin dan om gezinnen als het ware op een ‘lopende band’ naar een meldpunt, een beschermingsinstantie of een zorgaanbieder te zetten. 2.2 De afgeleide doelen van Bescherming in beweging Het hoofddoel van Bescherming in beweging is zoals aan het begin van dit hoofdstuk staat: het verbeteren van de bescherming van kinderen. Uit dit hoofddoel leiden we in lijn met de hiervoor beschreven visie de volgende meer concrete doelen af: Het inkorten van de jeugdbeschermingsketen. Dat wil zeggen: het verkorten van de gemiddelde tijd tussen de eerste melding en de start van hulpverlening en bescherming. En: het verminderen van het aantal beroepskrachten met wie het gezin achtereenvolgens te maken krijgt en het ontdubbelen van werk. Betere beslissingen door gezamenlijke oordeelsvorming over de vraag of en hoe moet worden ingegrepen. Er komen minder kinderen in de jeugdbeschermingsketen doordat er meer oplossingen worden gerealiseerd in en met de gezinnen in de eigen omgeving12. De veiligheid van de kinderen blijft tenminste evengoed als nu en zo mogelijk beter gegarandeerd. De rechtsbescherming van kinderen en ouders wordt verbeterd. De tevredenheid van ouders en jeugdigen over het optreden van deze instanties stijgt. De werkdruk bij de deelnemende instanties neemt af en het werkplezier van de medewerkers neemt toe. 2.3 Veranderstrategie Uit de hierboven beschreven visie volgen ook uitgangspunten voor de vraag hoe verandering van de jeugdbescherming gerealiseerd kan worden. Gemeenten en uitvoeringsorganisaties in een regio werken op basis van de wet. De wet bepaalt dat er aparte organisaties zijn: Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde Instellingen. Ook staat in de wet wat de bevoegdheden van de gemeente (officieel het college van Burgemeester en Wethouders) zijn en wat de bevoegdheden van de afzonderlijke organisaties zijn. De deelnemers in Bescherming in beweging kunnen de indeling in afzonderlijke organisaties en de verdeling van bevoegdheden niet veranderen. Dat kan alleen de wetgever. De huidige instanties Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde Instellingen kunnen niet worden vervangen door een Toekomstscenario waarin een ‘Regionaal Veiligheidsteam’ wordtgetekend. Ook niet door het aanmerken van samenwerkingsiniti12 Dit doel en het volgende doel gaan over het terugdringen van zowel fout type I als fout type II, in de wetenschap dat vanwege de vele onzekerheden in de praktijk het onmogelijk is om beide valkuilen volledig te vermijden.

51 50 atieven als ‘proeftuin’. Als de regering de huidige verdeling van bestuurlijke verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden wil veranderen, bijvoorbeeld door de drie beschermingsinstanties te vervangen door één decentraal werkende instantie, dan kan dat – het is in vrijwel alle Europese landen zo geregeld –, maar het kan alleen door het wijzigen van de wet. De wet laat veel ruimte voor de organisatie en de werkwijze per instantie en voor de manier waarop instanties samen de route voor de gezinnen inrichten. Deze ruimte wordt opgevuld door landelijke protocollen (Handelingsprotocol Veilig Thuis), Kwaliteitskaders, Normenkaders en richtlijnen. En door landelijke en regionale samenwerkingsafspraken en interne beslissingen over organisatie, systemen en processen. Vrijwel al deze ‘invullingen’ kunnen wel worden veranderd zonder wetswijziging, mits de nieuwe werkwijze en organisatie binnen de grenzen van de wet blijven. Sommige veranderingen kan iedere organisatie zelf doorvoeren (bijvoorbeeld andere werkwijze of andere organisatie van het lokale team, organisatie van Veilig Thuis veranderen van teams per functie naar teams per regio, etc.). Voor andere punten is toestemming nodig van de landelijke organisatie of van de overheid die de richtlijn als beleid heeft afgevaardigd. Op veel niveaus is verandering mogelijk: uitvoering, teams, individuele organisatie, gemeente, landelijke verbanden (Veilig Thuis, Jeugdzorg Nederland, VNG) en rijksoverheid. Als op ieder niveau iedereen inzet op het uitgangspunt: alles mag worden veranderd, behalve de wet, dan zijn grote veranderingen mogelijk. Dat kan veel opleveren voor de kinderen en de gezinnen, voor de beroepskrachten en de organisaties en voor de gemeenten en het rijk. Het geeft mogelijkheden voor een betere, eenvoudigere en financieel beter beheersbare jeugdbeschermingsketen. In de visie van Bescherming in beweging is dit wat er het best kan gebeuren in een proeftuin in een proefperiode. Daarom hebben alle deelnemers afgesproken dat iedereen zich inzet om de doelen te bereiken en dat iedere medewerker en iedere organisatie daarbij alles ter discussie kan stellen tot aan (niet over) de grens van de wet. Vanuit deze gedachtegang hebben de deelnemers van Bescherming in beweging gekozen voor een stapsgewijze verandering van de praktijk waar melders, gezinnen en beroepskrachten in werken. Iedere vernieuwing geldt in principe voor de hele regio, maar de implementatie kan beginnen bij één gemeente en daarna worden verbreed. Het vormen van een RVT voor een klein deel van de regio als fysiek team van medewerkers van VT, de Raad en de gecertificeerde instellingen heeft in deze veranderstrategie geen meerwaarde. De landelijke programmagroep heeft dat wel als eis gesteld voor een proeftuin. Voor de proeftuin Utrecht Utrecht-West als geheel is vanaf 2022 aan deze eis voldaan, omdat een dergelijk team reeds in Utrecht Overvecht en later in Utrecht Leidsche Rijn operationeel was. 2.4 Regels voor het samenwerken In Bescherming in beweging zijn enkele regels afgesproken voor de samenwerking. Dat is nodig, omdat we de praktijk willen vernieuwen, maar alle medewerkers onderdeel zijn van hun eigen organisatie en iedere organisatie gebonden is aan de eigen wettelijke taken en bevoegdheden. De samenwerking is niet moeilijk als iedereen het met elkaar eens is over wat er voor een gezin gedaan moet worden. Maar bij de gezinnen in Bescherming in beweging zijn er vaak verschillende beelden en verschillende opvattingen, zowel tussen gezinsleden als tussen de beroepskrachten. De hoofdregel in Bescherming in beweging is: Iedereen spant zich in om tot gezamenlijke oordeelsvorming te komen, maar als dat niet lukt, gebruikt iedere instelling haar eigen bevoegdheden om eigen beslissingen te nemen.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=