Tijdschrift voor Begeleidingskunde

om niet te zeggen volgevreten’ autonome individu met ‘onverschillig, lomp of zelfs gewelddadig gedrag’ steeds meer maatschappelijke ruimte opeist. Een soort doorgeschoten assertiviteit, waarbij we het logisch vinden dat we krijgen waar we recht op menen te hebben. Dat ervaren we om ons heen en zien we terug in de politieke verhoudingen. En als we heel eerlijk zijn, maken we onszelf daar ook weleens schuldig aan. Ook binnen LVSC zien we deze tendens terug. Want is het niet vanzelfsprekend dat jouw opvatting over wat professioneel begeleiden is, wat het narratief is van jouw discipline of waar jij meent recht op te hebben (in geld, tijd of aandacht) je toekomt? Dat zie ik niet alleen binnen de vereniging, maar ook bij mijzelf. In discussies binnen het bestuur, over kwaliteitsbeleid, erkenningen of procedures, kom ik mijn eigen dikke-ik tegen naast dat van mijn gesprekspartners. Hoe moeilijk het is om los te laten wat je dierbaar is, waar je altijd in geloofd hebt. Om mee te gaan met de tijd en open te staan voor de ontwikkelingen in het veld van professioneel begeleider. De nieuwe vorm van herregistratie die leden sinds kort wordt geboden, biedt de kans om jezelf ter discussie te stellen. Het bevat een ontwikkelgesprek met andere leden, waarin zelfreflectie en feedback leiden tot inzicht in de punten die je te ontwikkelen hebt. Het geeft je de mogelijkheid je ego los te laten en je open te stellen voor wat de ander aan je opmerkt en aan je te melden heeft. Het ik maakt plaats voor wij, en dat geeft je de mogelijkheid weerstand te bieden aan de verleiding om een dikke-ik te worden. Liesbeth van der Jagt secretaris en vicevoorzitter IN EEN BEGELEIDINGSTRAJECT VAN EEN SPECIALIST OUDERENGENEESKUNDE, een Iraanse vrouw die al twintig jaar in Nederland woont, word ik geconfronteerd met mijn oer-Nederlandse opvattingen over ‘ik’. Een centraal thema in de sessies is het vinden van een balans tussen ‘Wat wil ik, wat is goed voor mij?’ en ‘Wat wil de organisatie, wat vragen mijn collega’s van mij?’ Ik realiseer me hoezeer ik uitga van mijn norm dat je ‘recht’ hebt op het uiten van je eigen behoeften en zo mogelijk ook het vervullen daarvan. Wat wil ik, voel ik, denk ik, hoe wil ik handelen en waar trek ík mijn grenzen? De ik-cultuur waarin ik als (late) babyboomer ben opgegroeid, gepokt en gemazeld door emancipatorische en democratische denkkaders, steekt af tegen de wij-cultuur waarin mijn cliënt groot is geworden. Daarin is zorg voor de familie, jezelf waar nodig wegcijferen en offers brengen aan je dierbaren heel vanzelfsprekend. En als je collega’s aanvoelen als je dierbaren (zoals bij haar het geval is), is het heel ongewoon om jezelf op de eerste plaats te zetten en zelfzorg voorrang te geven boven de zorg voor de ander en de organisatie. Een dilemma voor mij, en mogelijk voor ons als professioneel begeleiders, die in veel praktijken te maken hebben met het onvermogen van onze cliënten om een evenwicht te vinden in het dienen van de belangen van de ander en van zichzelf. In mijn eigen praktijk, waarin ik voornamelijk artsen begeleid, is deze uitdaging nogal eens een thema dat in de begeleidingsvraag terugkomt. Een verwarrend thema, omdat diezelfde dokters vaak gesocialiseerd zijn in een cultuur waarin de arts op een voetstuk staat, en (met name de oudere) artsen gewend zijn hun autoriteit te gebruiken en ruimte in te nemen. Een ontwikkeling die overigens in snel tempo aan het veranderen is, nu jonge dokters geschoold zijn in gezamenlijke besluitvorming en persoonsgerichte zorg. Daarin is gelijkwaardigheid in de zorgrelatie de norm, en komt het ego van de dokter op de tweede plaats. Gekke uitdrukking eigenlijk, ‘je ego loslaten’. Harry Kunneman lanceerde in 2005 de term ‘dikke-ik’ in zijn boek Voorbij het dikke-ik. Hij beschrijft hoe onze samenleving is ge- evolueerd naar een maatschappij waarin het ‘weldoorvoede, BESTUURSLID AAN HET WOORD LVSC 62 TIJDSCHRIFT VOOR BEGELEIDINGSKUNDE

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=