Tijdschrift voor Begeleidingskunde

60 TIJDSCHRIFT VOOR BEGELEIDINGSKUNDE GEZIEN EN GELEZEN zeker voor de promovendus. Zo niet voor Van den Boomen. Voorafgaand aan de statige entree van de pedel en de promotiecommissie presenteerde hij ontspannen en zelfs met een zekere joligheid een kort resumé van zijn proefschrift, gelardeerd met grappen over hoe onzeker de uitkomst was en dat we het oordeel van de promotores in spanning met hem hadden af te wachten. Natuurlijk gebeurde precies het omgekeerde: in de vaste overtuiging dat het allemaal wel goed zou komen, ging iedereen er eens lekker voor zitten. VRAGEN STELLEN Promotierituelen zijn, zoals ook nu weer bleek, vooralsnog wel bestand tegen verandering; leve de traditie. Zoals dat hoort, prezen zijn vijf opponenten Van den Boomen eerst (terecht) de hemel in, om daar vervolgens kritische vragen aan toe te voegen. Waarop hij met verve riposteerde. Zo waren er de gebruikelijke uitwisselingen over het begrippenkader en andere vragen van methodologische aard. Een van de opponenten voerde Van den Boomen in gedachten naar een complexe casus in China en vroeg hem om zijn aanpak daarvan in korte trekken te schetsen. Zijn antwoord: ik ga mijn benadering niet offreren, ik wil met hen onderzoeken wat ze precies willen; ik stel vragen. Dat is natuurlijk de kern van ons soort werk: vragen stellen, zorgvuldig waarnemen, uitzoeken wat er speelt, je positie bepalen. Hoe nodig dat is, kwam duidelijk naar voren uit de gedachtewisseling met een andere hooggeleerde opponent, die in scherpe bewoordingen wees op de noodzaak om als adviseur de ‘vis binnen te halen’. De werknemers van grote spelers als McKinsey zijn daar afhankelijk van. Je kunt daarom, zo begreep ik van hem, niet al te kieskeurig zijn als het om het aanvaarden of weigeren van opdrachten gaat. Van den Boomen antwoordde dat het hem niet in de eerste plaats om het commerciële aspect gaat, maar dat hij het vak met zijn proefschrift allereerst professioneel-inhoudelijk verder wilde brengen. leen al wenselijk omdat het vakgebied van de organisatiebegeleider, adviseur of managementconsultant ook zelf onderhevig is aan veranderingen van velerlei aard. Voor je het weet, raak je als consultant verstrikt in een onvaste rol binnen een al even mistig theaterstuk; een pointeloze vertoning die Karl Weick (1996) zelfs in het geval van effectieve organisaties niet aarzelt te benoemen als ‘praatziek, klunzig, bijgelovig, hypocriet, monsterlijk, octopoïde, dolend en slecht gehumeurd’. Je situationele evenwicht zal altijd wankel zijn. Je kunt uit je rol vallen of meegesleurd worden in draaikolkende spanningen en kopje onder gaan in op hol geslagen veranderingsprocessen. Maakbaarheidsgeloof kan je blind maken en je kunt uitglijden over de instrumenteel-technische beheersbaarheidsillusies uit het zoveelste handboek verandermanagement. Koorddansen zonder vangnet is je lot, professioneel houvast is wat je nodig hebt (De Roos, 2022). Daar is Van den Boomen met zijn proefschrift op uit. En in het verlengde daarvan was hij dat ook in zijn druk bezochte openbare verdediging op vrijdag 13 september 2024 – bepaald geen ongeluksdag, zoals zou blijken. Hoewel dissertaties al door de promotiecommissie zijn goedgekeurd en er eigenlijk niets meer mis kan gaan, zijn promotieplechtigheden toch met een zekere ernst en spanning beladen, HOELANG HOUD JE HET VOL OM JE MET JE NAGELS AAN DE GLADDE ROTSWAND VAN GEWENNING EN GEWOONTE VAST TE KLAMPEN?

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=