Tijdschrift voor Begeleidingskunde

34 TIJDSCHRIFT VOOR BEGELEIDINGSKUNDE zitten, zijn en blijven van ons. Daarbij spelen competenties van de individuele docent natuurlijk een grote rol, maar volgens mij is het onderwijs echt een teamaangelegenheid, waarin je er samen voor zorgt dat al die competenties allemaal tot bloei kunnen komen.’ Maar moet je dit niet ook kúnnen zien? Psychologiseren is namelijk ook ‘makkelijk’, zo van: dit kind is vervelend, ik schuif het maar door naar een hulpverlener of expert. ‘En dan ook nog denken dat je daarmee een goede daad verricht ... In de psychologie geldt doorverwijzen altijd als een goede daad. Maar in de pedagogiek is het verbreken van je pedagogische belofte een van de ergste dingen die je kunt doen. Dat is een fundamenteel ander beeld.’ Wat is dan voor een docent belangrijk om te kunnen? Om ook die pedagogische kant wat meer te durven opzoeken? ‘Ik denk dat je als docent heel reflectief moet kunnen zijn en dat je het aan moet durven om een kind met wie het echt niet wil in de ogen te kijken en te denken: wat zeg jij nu over mij en over mijn repertoire? Dus het heeft met durf te maken, maar het heeft ook met erkenning te maken dat in elke groep kinderen zitten die niet zo lekker bij jou passen. En dat dit helemaal niet erg is, maar dat het wel je professionaliteit is om die pedagogische relatie hoog te houden. Het valt mij in deze tijd op dat leraren die ergens moeite mee hebben, dat heel erg op zichzelf betrekken; dingen worden heel snel persoonlijk gemaakt. Maar het hoort bij het vak van docent dat je daarboven kunt blijven staan. Bijvoorbeeld: “Die jongen heeft mij geslagen! Dat kan toch niet? Nu moeten we echt een grens trekken.” Natuurlijk, die grens moet je trekken, maar je moet ook de vraag stellen: wat zegt dit gedrag over jouw aanpak, over de mores op school en over de verhouding tussen leerling, leraar maar: het ligt allemaal aan het kind. Er wordt gesmeten met IQ-scores en het liefst zoveel mogelijk psychologische taal gebruikt, waardoor iedereen snapt: zo, dat is pittig! Iedereen is doodsbang dat zo’n dossier niet wordt aangenomen, dus het wordt allemaal stevig aangezet. Je zult over tien jaar maar eens als kind je eigen dossier inzien ... De pedagogiek leert: alle gedrag is interactie. En wij leren ook van de kinderen die we heel ingewikkeld vinden. Dus kinderen die uitvallen uit ons systeem, vertellen niet zozeer iets over wie zij als kind zijn, maar over het systeem, onze keuzes en de pedagogisch-didactische aanpak in de onderwijscontext. En zo zouden we wat mij betreft ook weer naar kinderen moeten durven kijken. Want daarbij gaat het dus altijd over kinderen die het bloed onder je nagels vandaan halen, die in jouw ogen vervelend zijn of leerprocessen verstoren. Dat maakt het onderwijs tot een spannende onderneming – of een prachtig risico, zoals (onderwijs)pedagoog Gert Biesta zegt – maar ik denk wel dat dat heel hard nodig is. Dat vraagt vooral iets van het team. Dus hoe je met elkaar, met alle expertises die je in het team hebt, samen uitstraalt: alle kinderen die hier op school MENS EN MISSIE We grijpen algauw naar psychologische taal als we een kind niet meer begrijpen

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=