KENNIS EN KUNDE 2024 - WWW.TSVB.NL 19 uit gedachten van de zestiende-eeuwse Franse wijsgeer Michel de Montaigne. Montaigne was een man die intensief over zichzelf nadacht; zij het op geheel andere wijze dan wat heden ten dage voor geslaagde zelfreflectie doorgaat. Hij schreef onderzoekend over zijn leven en over het leven, en in relatie daarmee over de samenleving, over gebruiken, wetten en instituties (Wolbink, 2016). Zijn bespiegelingen noemde hij probeersels, essays, die hij bundelde en uitgaf (Montaigne, 2012). Volgens hem gaat het erom dat ‘wij een te hoge dunk hebben van onze eigen waarde’ (Montaigne, 1997, p. 11). Hieraan ‘zitten twee kanten, namelijk dat je jezelf over- en de ander onderschat’ (p. 14). Dat geldt, zoals we in het voorafgaande beschreven, ook voor indirecten. In antwoord daarop daagt Montaigne uit tot onderzoek naar onderliggende overtuigingen die ons denken en handelen vastdraaien in almaar dezelfde groef. Zoals het spijkerharde geloof in veranderbaarheid. Of in de vermeende voortreffelijkheid van de eigen visie. Geloof in veranderbaarheid De hoogmoed der indirecten wordt getekend door een geloof in de veranderbaarheid van mensen en deert. Dat heeft consequenties. Het wordt steeds moeilijker om organisaties beter te laten functioneren. Bovendien leidt het tot onmacht en leegte op de werkvloer. Zo houden begeleiders en cliënten elkaar, doorgaans met de beste bedoelingen, in een verstikkende omklemming. Voor de cliënt – de niet goed gehoorde, niet echt begrepen ‘ander’ – kan dat uitlopen op twijfel aan eigen intuïtie en ervaring. In de begeleidingskramp die dan vaak ontstaat, vindt onteigening plaats. Erger nog: deze onteigening intensiveert de exploitatie van ‘human resources’ die zo kenmerkend is voor onze laat-kapitalistische consumptiemaatschappij. In feite helpen begeleiders hun cliënten langs deze weg om het eigenaarschap van hun onteigening op zich te nemen: de ultieme individualisering. FILOSOFISCHE UITDAGING Aan verborgen, vaak onbewuste hoogmoed valt maar moeilijk te ontkomen. Ook voor ons als schrijvers van dit artikel ligt de verleiding op de loer om oplossingen te bedenken. Maar zouden wij – als mede-indirecten – schetsen hoe het anders moet, dan vallen wij zelf (nog verder) terug in hoogmoed. Zou het immers niet het toppunt van hoogmoed zijn als wij anderen voorschreven hoe ze minder hoogmoedig moeten worden? Alsof we dat zouden kunnen! Anders gezegd: komen wij met suggesties voor verbetering, dan gaan we met onze collega’s op dezelfde manier om als zij dat doen met de gewone man op de werkvloer. Dat zou, in begeleidingskundig vakjargon vervat, een parallelproces bij uitstek zijn. Wat je niet kunt, moet je niet willen. Toch blijft staan dat indirecten zich van die zelfoverschatting, die hoogmoed zouden moeten bevrijden. Maar hoe? Daar waar zij graag het ‘out of the box’-denken aan anderen verkondigen, is het een uitdaging om dit zelf eens te proberen. En wel door confrontatie met het denken van een filosoof die je uitnodigt schijnbare vanzelfsprekendheden onder ogen te zien. Zo kan verborgen hoogmoed tevoorschijn komen en wellicht tot inkeer uitnodigen. Daartoe putten wij De mensbeelden die ten grondslag liggen aan veranderkundige inzichten zijn te abstract, eenduidig en simplistisch
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=