Tijdschrift voor Begeleidingskunde

KENNIS EN KUNDE 18 TIJDSCHRIFT VOOR BEGELEIDINGSKUNDE ren van hun veranderplannen voor het management veiliger dan dat zij de praktische macht van uitvoerenden moeten trotseren. Daar komen de interventies door indirecten nog bij. Verblind door het paradigma van beheersbaarheid en maakbaarheid, ontgaat hen de contingente kennis en vaardigheid van werkers. Hun bril is theoretisch beslagen, hun waarnemingen zijn methodisch vervormd. Zo zien zij de handelingen van professionele uitvoerders vaak als losse elementjes, die je om kosten te besparen of ter verhoging van de efficiency kunt verwijderen, veranderen, aanpassen, arrangeren en invoegen in een schema dat al klaar ligt. Ten slotte wordt aangenomen dat die alomtegenwoordige gewone man op de werkvloer onvoldoende in staat zou zijn om problemen te onderkennen, laat staan die zelf aan te pakken. Hij kan niet zonder training en coaching, en al helemaal niet als hij overbelast raakt. Het tragische is dat hij daar zelf ook in gaat geloven, alsof overbelasting er gewoon bij hoort, en hij dus persoonlijk tekortschiet. En anders het team wel. Dit alles leidt ertoe dat het probleemoplossend vermogen van uitvoerende medewerkers sterk eroachterliggende gedachte is: de gewone man is het spoor bijster, dus heeft hij hulp nodig. Dit niet zelden mede door verdienmodellen gedreven motief krijgt vorm in taal waar ‘georganiseerd links – politieke partijen en vakbeweging – als het om sociale en maatschappelijke veranderingen gaat al heel lang (in) gevangen zit’ (Otten, 2024, p. 29). Gewone mensen wonen in achterstandswijken en komen daar in eindeloos herhaalde uitdrukkingen uit naar voren als ‘kwetsbaar, kansarm, ongezond, laagopgeleid’ (Otten, 2024). In organisaties en bedrijven ontwaren we soortgelijke ontwikkelingen, denk alleen al aan het begrip werkvloer. Of aan de vele medewerkers met ‘weerstand tegen verandering’. Achterhuis (1983, p. 123) meent dan ook dat professionele hulp- en dienstverleners een ‘nieuw soort geestelijkheid vormen, die de mensen eerst wijst op hun nood, hen vervolgens vertelt wat zij nodig hebben en hen dat ten slotte zelf levert’. GEVOLGEN VOOR DE WERKVLOER Wat betekent dat voor de werkvloer? Wat is dat trouwens, die werkvloer? En wat speelt zich daar af? Volgens de metafoor van de (menselijke) werkgemeenschap als levend organisme is alles wat leeft gericht op actieve aanpassing en verbetering. Mensen doen dit dagelijks in specifieke, lokale omstandigheden. Wij leren door te doen en te ervaren, en ontwikkelen zo praktische en concreet doorleefde kennis. Wij scherpen onze intuïtie en winnen gestaag aan praktische wijsheid. Maar praktisch doorleefde kennis is gebonden aan concrete personen in concrete (historische) omstandigheden. Zij is lastig te objectiveren en kwetsbaar voor veralgemenisering. Terwijl deze kennis persoonsgebonden, contingent, lokaal en specifiek is, ontkent de indirecte functionaris de intrinsieke waarde ervan door deze te vervormen tot (zogenaamd) algemeen geldende gemiddelden en overal toepasbare abstracties. Daar valt, zoals de begeleidingspraktijk laat zien, goed geld mee te verdienen. Bovendien zijn dergelijke abstracta bij het doorvoe-

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=